Gaast 1766 een nieuwe brug Histoarysk Wurkferbân Wûnseradiel

Nieuwe brug over de Dijkvaart bij den dorpe Gaast 1766

Om een indruk te krijgen van een brug, 'Het houten bruggetje' van Jacob Maris, 1878

De weg langs de dijk is een gedeelte van de  doorgaande weg van Harlingen naar Lemmer. De  brug bij Gaast sluit aan op de Buorren. De Dijkvaart  liep toen nog langs de dijk, ook ter hoogte van het  dorp. Via een bocht naar links kon men bij de  huidige Boerenstreek komen, maar deze was maar  kort, tot aan de Zandlaan.  

De brug zal wel breed en sterk genoeg geweest zijn  voor paard en wagen en de rijtuigen die in die tijd  werden gebruikt.  Ook aan het eind van de steeg naast de pastorie  kon je over de vaart, maar dit was een  voetgangersbrug. Dus men kon op twee plaatsen in  en uit het dorp komen. 
De voetgangers liepen meestal via de kruin van  de dijk. Bij het graven in de kruin  van de dijk kwam men dan ook stenen tegen. 

Een opgraving nabij het eind van de steeg, naast  de pastorie, leverde nog stukken van de  walbeschoeiing van de oude dijkvaart op.
Of zou  het bij de voetgangersbrug hebben gehoord?

Deel van de Kadasterkaart van Gaast uit 1832


 

In het volgende bestek uit 1766/67 worden geen  brugafmetingen  genoemd, dus het blijft gissen naar  de werkelijke maten. 

 

 

 

 

 

 

Articulen van Besteedinge van een Nieuwe Brug  over den Dijkvaart neffens den dorpe Gaast,  gedaan aldaar den 17 november 1767. 


Art 1.  De Aanneemer zal de oude Brug geheel  moeten opneemen en de paalen van binnen en  aan de zijden uitweegen, alles op de minst  schadelijke wijze voor de Contributie, tot wiens  voordeel al het oude hout en ijzer zal blijven, en  ordentelijk worden weggelegt. 

Art 2.  De Aanneemer zal op dezelve plaats weeder  een nieuwe brug maaken, van gelijken wijdte,  breedt en hoogte als de oude. 

Art 3.  De Aanneemer zal den Brug van binnen en  aan de zijden beheijen Paal aan paal, welke paalen  eerst aan beide zijden van onder tot boven zoo  zullen worden bekapt, dat een vlak hebben van 4  duimen breedte, en zullen de paalen in de grond  moeten worden geheit ten minsten 5 Voeten, of  meer of min na vereisch van de grond of ’t werk, en  zullen de sluitbalken daar op koomende met goede  zwal’uwe Steerten wel moeten worden  vastgemaakt. 

Art 4.  De Leggers en Sluitbalken zullen worden  gemaakt op zoodanig een wijze en zoo  meenigvuldig, als ’t Ed. Dijksgeregte, of hun  gelastigde nodig zal oordeelen. 

Art 5.  De Zijdden zullen worden verbreed of  vermaakt na goedbedunken van ’t Ed.  Dijksgeregte, en zullen dezelve wel aan elkander  vast worden gemaakt met een of twee intangen  onder de grond door, en een goed deksel op de  kappen van de paalen worden gelegt. 

Art 6.  Het Deksel zal worden gemaakt van goed  zwaar eiken hout, het welke wel en net zal moeten  worden bearbeidt, en geslooten, en met klampen  na verschil worden beslaagen. 

Art 7.  De oude Leuningen en Bank zullen zoo  mogelijk daar weeder op geplaatst worden

Art 8.  De Heck bij de Brug zal op aanwijsinge wat  moeten worden verplaatst. 

Art 9.  De Brug zal van binnen teegen de paalen  aan, en aan de zijden zoo verre en zoo diep  aangezet en zoo hoog met een reegel wrakke  pannen worden aangezet, en dan wel met modder  aangevult, als ’t Ed. Dijkgeregte nodig zal  oordeelen.  

Art 10. Alle materialen tot het maaken van den Brug  benodigt zullen door de Contributie worden gelevert  en op aanwijsinge door de aanneemers of hunne  gelatigde moeten worden gehaaldt, zoo dat alleen  arbeidsloon wordt besteedt. 

Art 11. De Brug zal binnen 5 Weeken à dato  deezes moeten gemaakt zijn, op poene van een  Ducaton voor ijder dag laater bij den aanneemer te  verbeuren. 

Art 12. De Aannemer zal voor zijn werk een Borge  tot genoegen van ’t Ed. Dijkgeregte moeten  Stellen, welke gelijk de principaale Aanneemer aan  deeze articulen zal verbonden zijn. 

~~~~~~~~~~  

Op welke voorgeleesene Articulen het Edele  Dijcksgeregte van Wonseradeels Zuider Zeedijk de  Besteedinge heeft gedaan in manieren als volgt 
Jan Martens………………………………        110 - - : - - :
Sjoerd Tjeerds Sliegd…………11 - : - :
Hantje Tades…………………… 10 - : - :
Sjoerd Tjeerds…………………   6 - : - :
Jan Martens……………… …  …  3 -: - :      30 - - : - - :                                                                  
                                                            80 - - : - -  :

Bij optie teegen 4 Stel per
gedn. verleegd nog door
3 - - : - - :    Sjoerd Tjeerds……………      15 - - : - - :               
                (borg Fekke Fekkes)                                                                               65 - - : - -                                                                                           verleeggeld----------     3 - - : - -                                                                                                                           68 - - : - - : 

Aldus gedaan en gebesoigneert    
op dag als vooren ten overstaan van                                      (in tegenwoordig Nederlands)
den gedepde H. Mensonides, en Ree-
                                    Heden opgemaakt de stand van zaken
ken mr. H. S. Dijxtra, in kennisse van                                     op voorgenoemde datum, ten overstaan
mij Secretaris                                                                      van de gedeputeerde H. Mensonides, en de
                                                                                          rekenmeester H.S. Dijkstra, in aanwezigheid
                                                                                          van mij, Secretaris.

                                                                     

                                                                                                                 

Dr. Daniël Tieboel was gemeentesecretaris van  Workum. Hij woonde naast het stadhuis. De  fraaie  voorgevel die Tieboel heeft laten bouwen getuigt  van grote liefde voor de bouwkunst. Vele andere  verfraaiingen aan het stadhuis zijn mede onder zijn  invloed tot stand gekomen. Ook heeft hij de  Workumer archieven toegankelijker gemaakt voor  onderzoekers door er registers van te maken. 

Borg Fekke Fekkes, zoon van Fecke Feckes en  Geertje Ages, is gedoopt te Ferwoude op 17  november 1715 en aldaar overleden in 1773 of  1774. In een register van 1749 wordt hij  omschreven als een “Welgesteld borger te Gaast”.  Hij trouwde omtrent 1737 met Rink Peters. Tevens  komen we Fekke Fekkes tegen bij het beheer van  de Gemeenschappelijke Weide in het Hoogland bij  Gaast. 

Met de Edele Dijcksgeregte wordt bedoeld:
De Dijksbesturen of geregten, hoewel niet overal  gelijk, bestonden veelal uit een Dijkgraaf (op het  Bildt Heemraad genaamd), uit twee of meer Dijks- Gedeputeerden en een Secretaris en Ontvanger,  benevens Volmagten of Gecommitteerden uit de  grietenijen of dorpen en steden, die het bestuur  kozen, het oppertoezigt hadden en verantwoording  van ontvangsten en uitgaven ontvingen, volgens  naauwgezette bepalingen, welke omtrent dit  belangrijk onderwerp door de Staten waren  voorgeschreven.

Wilco thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg was  de toenmalige Dijkgraaf.
Geboren: 28 mei 1738.
Overleden: 24 mei 1788.
Opleiding: Ingenieur met Titel
Functies: Grietman, ontvanger-generaal en dijkgraaf  van Wonseradeel. Gedeputeerde van Friesland (2  termijnen) 


Het Leven en werk van deze Dijkgraaf:
Schwartzenberg werd in 1738 geboren als zoon  van de grietman van Dantumadeel en  gedeputeerde van Friesland Michael Onuphirus  thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg en van  Margaritha Maria van Gendt. In 1758 werd hij  benoemd tot grietman, ontvanger-generaal en  dijkgraaf van Wonseradeel.
Hij was evenals zijn  vader gedeputeerde van Friesland. Deze functie  vervulde hij van 1764 tot 1779 en van 1779 tot  1788. In 1767 werd onder zijn leiding de kerk van  Ferwoude opnieuw gebouwd.
Hij woonde op de  Wibrandstate in Hichtum, die hij van zijn tante  Juliana Agatha barones thoe Schwartzenberg en  Hohenlansberg had geërfd. In 1783 werd hij  aangesteld als meesterknaap in het jachtgerecht  van Friesland.
Hij was één van de invloedrijkste  grietmannen van Friesland. Hij overleed ongehuwd  in mei 1788 net voor zijn vijftigste levensjaar. 

De kerk in Ferwoude met fronton


De geldbedragen werden in de 18e eeuw anders  aangegeven dan tegenwoordig. Men had nog niet  het decimale stelsel en de munten en schrijfwijze  verschilden nogal.

De geldboete (poene) voor de te late oplevering  was een Dukaton, een zilvermunt, die het  equivalent was van de gouden dukaat. De munt   werd in 1618 ingevoerd in de Spaanse  Nederlanden en had een waarde van 63 stuivers.  De eerste exemplaren droegen aan de voorzijde  bustes van Albert en Isabella en aan de keerzijde  het overgenomen wapenschild van Leuven. Ze  woog ongeveer 32,48 gram en zou daarmee de  zwaarste zilvermunt van de Nederlanden ooit zijn.

Guldens : Stuivers : Duiten
1 Gulden = 20 Stuivers en 1 Stuiver  = 8  Duiten 

GULDEN
De naam gulden komt van gouden. De eerste  gulden werd in 1252 in Florence, Italië geslagen.  Het was een gouden munt. Op de voorkant stond  een afbeelding van Johannes de Doper, de  stadsheilige van Florence. Op de achterkant stond  het wapen van de stad, de lelie (in het Latijn:  florensus). De zuiver gouden munt uit Florence was  betrouwbaar en werd daarom ver buiten Florence  als betaalmiddel gebruikt. Verschillende vorsten in  Europa lieten ook gouden munten slaan in de vorm  van de gouden munt uit Florence.  In Nederland werd deze gouden munt, gulden  genoemd.  De afkorting f of fl op een prijskaartje komt van de  oude naam florijn.  Zo werd de gouden munt uit Florence toen  genoemd.  

STUIVER
In het begin van de 15de eeuw werd de stuiver  ingevoerd als de grootste zilveren munt. Daarna  werd in 1464 de dubbele stuiver in- gevoerd, die de  grondslag van ons muntstelsel zou worden. 

DUIT
De duit is vanaf de 14de eeuw de benaming voor  een klein zilver muntje met een waarde van iets  meer dan een halve cent, om precies te zijn, een  achtste stuiver.  De duit, ook geschreven als deijt, duijt, duijtt en  dueijt, werd later uit koper geslagen en bleef tot de  invoering van het decimale stelsel de gebruikelijke  pasmunt in de Republiek der Nederlanden.  





   Een aantal munten uit de 18e eeuw

 

 



                             Dijkplicht en waterschappen aan Frieslands  westkust. 
                                   Dit is de titel van een dissertatie van Hendrik Tjaard  Obreen uit 1956. 

We zullen hieruit enkele gedeelten weergeven, die  aansluiten bij het bovengenoemde en die de taken  van het waterschap wat duidelijker naar voren  brengen. 

In 1533 voerde de stadhouder van Karel V in  Friesland een grondige reorganisatie voor het  beheren van het waterschap. Men noemde dit het  Groot Arbitrament. 
In het begin van de 16e eeuw vonden  verscheidene dijkbreuken en overstromingen  plaats. Denk aan de stormvloedjaren 1530 en 1532  met ernstige schade aan de kusten.
Men ontwikkelde vanaf 1533 een drietal  waterschappen aan de Friese kust tussen Makkum  en Gaasterland. Tot 1860 werden die –contributies--  genoemd. Wonseradeels Zuider Zeedijken is het  waterschap waar men in Gaast mee te maken had.  Een vierde waterschap ontstond in 1624 na de  inpoldering van het Workumer Nieuwland.
Zaken waar het waterschap mee te maken had  waren: het bestuur, de dijkplicht, de rechtspraak en  het stemrecht. Het onderhoud van de zeedijk was een taak van  dorpen, steden en kloosters en elk waren ze belast  met één of meer dijkvakken. De overheid bepaalde  welke dijkvakken ten laste van die gebieden  zouden komen. Men noemde ze weldra – contributies- .
De werkzaamheden aan de dijk waren: aardwerk  en paalwerk, dus dijkverhogingen met aarde, maar  ook de steenbestortingen, zowel tegen de dijk als  de hoofden. Niet ieder kreeg dezelfde omslag, dit  werd bepaald door de windrichting en de  stromingen en evenredig met de grondbelasting  (floreen). Vanaf 1864 was de belasting gebaseerd  op het kadastraal inkomen. In 1885 kwam er een  allesomvattende omslag.
In speciale noodgevallen verleende de overheid  hulp aan de waterschappen. De financiële steun  werd steeds meer uitgebreid en in 1888 ontvingen  de waterschappen geregeld subsidies. De belangrijkste functionarissen waren de dijkgraaf  en de gedeputeerden. Later kreeg de overheid  meer zeggenschap. 
Door de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 werd  de zeedijk een meerdijk en deze vergde veel  minder onderhoud. Door de waterschappen samen  te laten smelten kon het waterstaatsbeheer worden  vereenvoudigd. Vanaf 1938 werd dit dan ook  Westergo’s IJsselmeerdijken. 

De volgende bronnen zijn geraadpleegd:
• Het archief van Wetterskip Fryslân bij Tresoar.
• De Kadasterkaart van 1832, daarvoor  kan men ook bij Tresoar terecht.
• Een beschouwing van de dissertatie van  Obreen was op het internet te vinden.
• Voor de andere zaken en personen is  ook het internet geraadpleegd o.a Wikipedia.
• Het schilderij van Jacob Maris is gemaakt  onder invloed van de Haagse Schoool.    

 

Index pagina

Vorige pagina

 

Histoarysk Wurkferbân Wûnseradiel