Wybren's beschrijving van de bevrijding van Gaast in 1945.
Hier volgt het verhaal van onze bevrijding. Opdat ik het enigszins uitvoerig kan doen en dan niet telkens hetzelfde moet schrijven, zal ik het maar typen met enige doorslagen. Dat spaart werk en "time is weer money" op ût ogenblik.
Maandag, de 16e April, is de dag van onze bevrijding geworden. Een dag om nooit te vergeten. De paar dagen die eraan vooraf gingen waren vol ondraaglijke spanning. 's Nachts trokken troepen Duitsers langs het dorp, op fietsen, boerenwagens, paarden, handkarren en alles wat maar rijden wou. Gelukkig lieten ze ons met rust. Een troep van ongeveer 200 Moffen zette zich vast in Makkum, op Zaterdagavond. Ze schenen uit Leeuwarden te komen, van het vliegveld en hadden en hadden een hele partij koeien en ossen (die op het vliegveld als trekdieren werden gebruikt) bij zich. Iedereen verwachtte dat ze alleen maar een nacht wilden uitrusten en de volgende dag verder trokken, de afsluitdijk over naar Holland toe. Daarom ging ook niemand uit Makkum het dorp uit, toen het nog kon.
Maar 's Zondags, 15 april, gingen de heren zich in het dorp nestelen, machinegeweerposten werden uitgezet en alles werd op verdediging klaargemaakt. Dat was lelijk en niemand mocht toen ook meer weg. Radio hadden we niet, doordat we geen electrische stroom hadden. De wildste geruchten deden de rondte. Ze zaten in Heerenveen, later Akkrum, de eerste tanks waren al in Leeuwarden gesignaleerd... Het was allemaal erg opwindend, maar niemand wist er het rechte van en het ene gerucht sprak het andere weer tegen.
Maar Zondag kwam er meer betrouwbaar nieuws. Leeuwarden beldde op. Ze waren daar bevrijd. De N.B.S. had de belangrijkste gebouwen bezet en de moffen hadden de stad verlaten. Het nieuws was absoluut betrouwbaar en we wisten van vreugde geen raad. Met een hart vol spanning gingen we de nacht van Zondag op Maandag in.
De volgende morgen, maandag 16 April, ben ik gewoon met de kinderen naar school gegaan, maar de aandacht was lang niet bij het werk. Men had tanks over de rijksweg horen donderen, in de verte werd geschoten, hier en daar was door een kijker een vlag op een toren of boerderij te zien, die soms ook weer verdween. 's Middags om half twee zouden we weer naar school toe, maar de kinderen waren dol en ik heb ze maar laten gaan. De bevrijding kwam steeds dichter bij en zoiets gebeurt maar eens in je leven, dat moet je toch meemaken.
's Middags om een uur of drie ging ik op de fiets even de kant naar Bolsward uit, omdat Bolsward ook reeds vrij was, naar men zei. En op Fockemaoord, de viersprong voor Parrega, daar zijn ze reeds, de Canadezen. Een lange rij van ongeveer 30 gevechtswagens, raast over de weg en stopt op het kruispunt. Wat een gezicht, om nooit te vergeten! Het huilen stond mij ook nader dan het lachen, toen we onze bevrijders van aangezicht tot aangezicht mochten zien. Allemaal vlotte, jonge kerels, sportief en gebruind door de zon. Niets geen drukte, geen gesnauw, geen commando's. Alles loopt op rolletjes en wie nu eigenlijk de baas is, daar kun je nauwelijks achter komen. De officieren zijn al precies zo gekleed als de soldaten. Je komt er eindelijk achter dat die eenvoudige sterretjes van stof op hun schouder de enige distinctieven zijn die hen van hun minderen onderscheiden. Dan moet je die Moffen gewend zijn, die meestal een blikwinkel meetorsten! Enfin, ik raak al gauw met de heren in gesprek, zo goed en zo kwaad dat gaat. 'k Was te zenuwachtig om goed na te denken en stond eerst te stotteren als een schooljongen. Maar dat wende al gauw en de heren wilden weten waar de Moffen zaten. Nou, dat was gauw verteld. Alleen maar in Makkum en verder geen nieuws in de buurt. Hoeveel? We dachten: een paar honderd. Of ze ook geschut hadden. Bij ons weten niet. Prachtig, ze zouden ze er wel even uithalen. De radio werd aangezet en in onverstaanbaar Engels brabbelden ze een poosje met iemand in de verte, die aan de touwtjes scheen te trekken. Onderdehand stond meester Bakker aan een Engelse sigaret te lurken, als beloning voor zijn gewichtige (!) diensten, en toen die op was stond hij zowat op zijn kop, want dit wat andere tabak dan hij gewoon was te roken... Maar lekker was het! Onbeschrijfelijk! De grote "men" ging weer aan de gang.
Makkum zou vanavond nog aangevallen worden. Er was een ultimatum gesteld, dat over een uur moest aflopen. Niemand wist er het rechte van. Maar dat het in Makkum vechten zou worden begrepen we wel en dat was erg genoeg. Er is haast niemand in Gaast die geen relaties in Makkum heeft. Vader zat daar, nog wel aan de rand van het dorp. Een prachtig punt voor die Moffen om zich daar te nestelen en vandaar de weg naar Zurich te bestrijken.
De "carriers" (gevechtswagens) raasden wat heen en weer, maar eindelijk streken ze bij de boerderijen neer en gingen ze slapen (de bemanningen wel te verstaan). We zagen toen wat voor een kost die heren kregen! Om van te watertanden. Enfin, jullie zullen het zelf ook wel gezien hebben. Er was heel wat te zien en we waren onbehoorlijk nieuwsgierig, ik wil het graag erkennen. Maar het zal overal wel net zo gegaan zijn en de Canadezen waren ontzettend joviaal en gul. Op dat eerste sigaretje zijn die eerste avond nog heel wat gevolgd .
De nacht van Maandag op Dinsdag hevig geschutvuur en ontploffingen. We dachten elk ogenblik dat de afsluitdijk er aan zou gaan.
Dinsdag de 17e was geen mooie dag. Makkum werd van alle kanten ingesloten. De Canadezen gingen uiterst precies en systematisch te werk. Ze zeiden ook: liever tien boerderijen in de as dan één soldaat dood. Maar ondanks dat hebben ze zoveel mogelijk ook de huizen en bezittingen van de mensen gespaard. Als het een Duits dorp was geweest, zeiden ze, dan waren de vliegtuigen er al lang boven geweest en hadden het met de grond gelijk gemaakt. Maar hier deden ze dat niet.
Onze Binnenlandse Strijdkrachten (ongeveer 15 man uit Gaast) lagen ook in stelling en onophoudelijk hoorden we hun automatische wapens knetteren. Ze hebben de munitie niet gespaard en rukten door sloten en over walletjes steeds dichter op Makkum aan, samen met de Canadezen. 's Middags zag ik er twee op boerenwagens wegbrengen, gewond. Ook waren er drie gesneuveld, die op een Duitse machinegeweeropstelling waren gelopen. Gelukkig niet uit ons dorp. De mensen waren erg ongerust.
De hele dag lagen we op de dijk, met verrekijkers naar Makkum en de afsluitdijk te loeren. We zagen de zware granaten op Kornwerderzand inslaan, zagen de taifoens er op neerduiken en de ramen dreunden de gehele dag van de series explosies. Zo ging de Dinsdag voorbij en nog was Makkum niet genomen. De Canadezen, die we spraken, begonnen ongeduldig te worden en we waren werkelijk bang dat in Makkum geen huis zou blijven staan en dat het wel eens een groot bloedbad zou kunnen worden.
Woensdag, de 18e. De hele nacht is het knetteren en dreunen doorgegaan. Het viaduct, aan het begin van de afsluitdijk, was al genomen, en nu zou het op Makkum afgaan. Deze dag moest de beslissing vallen, ieder voelde dat. En 's middags kwam het. We zagen door de kijker tanks het dorp inrijden, we konden duidelijk zien dat de ramen van hotel "De Prins", vlak bij de brug, er allemaal uit waren. Als razend werd er geschoten, nu in de straten. We konden het duidelijk horen, het geluid klonk heel anders. Om een uur of drie werd het ineens stil. Soms nog een enkele vuurstoot van een mitrailleur, dan weer stilte. Zou het afgelopen zijn? De dominees waagden het er op en gingen er heen. Ze kwamen niet terug en een uur later ben ik er ook heen gefietst. Het hart klopte me in de keel, wat voor gruwelijks zouden we daar zien? Aan het begin van Makkum, bij de voormalige versperring, zagen we al dadelijk iets héél moois. Daar stonden een stuk of wat N.S.B.ers te sidderen van angst met de handen omhoog. N.B.S.ers met hun wapens er voor. Een van de verraders liet zijn handen wat zakken, zeker van moeheid want hij had daar al langer dan een uur gestaan. Even een geknetter van een Engelse "sten" over hun hoofd en toen vlogen de handjes weer de hoogte in.
We fietsten verder. Daar kwamen nog meer verraders aan, met de handen de hoogte in. Ja, nu waren de rollen omgekeerd. Goed zo, daar hebben we lang genoeg naar uitgezien! In het dorp een ruïne van gebroken ramen. Het glas lag dik op de straten. Alle ramen eruit, maar verder viel het nogal mee. Enkele huizen hadden voltreffers en waren in mekaar gevallen. Een stuk of zes burgers waren dood, hoofdzakelijk door eigen onvoorzichtigheid. Toen de granaten in hun huizen vielen, waren ze uit angst de kelders uitgevlucht en hadden zo de dood gevonden. Daar kwamen onze jongens de straat inmarcheren, vuil en bezweet, maar ze leefden allemaal nog. Een pak van ons hart.
Maar ik moest naar "Avondrust", om te kijken hoe het met Vader gesteld was. Ik rijd rustig door en ineens wordt het stil om me heen. Geen mensen meer op straat. Nog heb ik niets in de gaten, maar daar ineens fluiten me kogels om de oren. En op "Avondrust" aangekomen, liggen daar nog de Canadezen door hun hun kijkers te koekeloeren naar de Duitse stellingen achter het gebouw. die hadden de witte vlag nog niet gehesen en vochten nog door. Dat was een gewaarwording. Ik was zodoende de eerste uit Makkum die berichten kon brengen aan de verschrikte oudjes, hoe de zaken ervoor stonden. Het gebouw was nog totaal onbeschadigd, de Moffen hadden in het weiland, een 150 meter verderop, stellingen gemaakt en dar zaten ze nu nog in. Je kon nu en dan hun helmen zien bewegen. De mensen waren allemaal nog best in orde. Wel waren ze heel erg moe, ze hadden twee nachten in de gang van het gebouw doorgebracht, en van slapen was helemaal niets gekomen. Maar nu leefden ze meteen weer helemaal op. De Canadezen liepen gemoedelijk door het gebouw heen en weer, loerden wat door de ruiten, voorzichtig om een hoekje. Ze rookten er een sigaretje bij, ik kreeg er natuurlijk ook weer een en het begon heel gezellig te worden. Ik vroeg waarom ze die ellendelingen niet uit hun holen vandaan schoten. "No" zeiden ze, "we are waiting for the flames, they are coming". Er zou een tank komen met een vlammenwerper en die zou ze wel even "burn down". Dat zou geen mensenlevens kosten en het resultaat is proefondervindelijk afdoend. Tjonge jonge, dat kon interessant worden. Wat was ik blij dat ik toevallig op "Avondrust" was aangeland. Een uurtje ging voorbij en eindelijk, daar komt een tank als een huis aanrazen. Geweldig, wat een bakbeest. De loop van de vlammenwerper stak dreigend vooruit. En die Moffen zagen hem net, of ze stijgen omhoog uit hun holen, handjes in de hoogte. Mensen, wat was dat een prachtig gezicht, om nooit weer te vergeten. Ze komen aanwandelen over het bouwland, voorzichtig, want ze weten niet hoe de ontvangst zal wezen. "Harder" schreeuwden de Canadezen, en dan gaan ze hollen. O, wat waren ze gehoorzaam.Tegelijk met de Canadezen was ik ook buiten en stond algauw midden tussen de Canadezen en Moffen in. Wat waren ze bang! Sommigen stonden te klappertanden van angst. Er schenen verhalen de ronde te doen dat ze meteen de hals werd afgesneden. Maar dat liep goed af. Wel werden ze van alles beroofd wat waarde had: ringen, horloges, Hollands geld. sigaretten. Zijn ze zelf ook niet altijd als rovers opgetreden? Het was trouwens voorschrift, zeiden de Canadezen. Zo, dat was dat. Ik kreeg nog een veldfles als souvenir mee en toen hadden we dat ook eens meegemaakt. Toen was de oorlog hier vrijwel over. Alles werd rustig, ze bleven voor de afsluitdijk liggen en daar liggen ze nu nog. Kornwerderzand wordt zo nu en dan eens onder vuur genomen, maar verder gebeurt er niets. Ik geloof dat ze van plan zijn eerst de andere kant van de afsluitdijk te nemen. Dan zitten ze in de val.
De volgende dag, donderdag 19 april, kregen we hier een compagnie Canadezen ingekwartierd. De school werd vrijgemaakt en wij kregen twee officieren te slapen. Grote vreugde in het dorp. De kinderen vrij van school, en er was heel wat te beleven. . Nu, we konden prima met de jongens opschieten. Het zijn geweldig leuke, sportieve kerels, royaal en goedlachs. Altijd zijn ze goedgehumeurd, snauwen en grauwen hoor je nooit en toch loopt alles op rolletjes. Wat kon ik toen mijn Engels mooi op halen. De hele dag was ik Engels aan het babbelen en het ging steeds beter. De officieren waren gezellige kerels en dankbaar dat ze weer eens in een lekker bed konden slapen en in een gemakkelijke stoel konden zitten. Je moest kleren wassen voor hen, ze kwamen met grote stukken zeep aandragen, een deken, handdoeken, alles voor ons. En sigaretjes plenty, natuurlijk. Ook hielden de heren erg van een borreltje, al waren ze erg matig. Maar elke keer als ze de fles weer opentrokken werd ik er ook bij geroepen. "Do you like a drink?" ût Was hoofdzakelijk Duits spul, in Makkum buitgemaakt. Maar we zijn ook aan de Engelse jenever geweest en aan de Franse champagne. Ze bleven helaas maar twee nachtjes en moesten toen naar Duitsland, zeer tot hun spijt.
Toen hebben we later nog twee nachten een partijtjes Tommies gehad. Die zijn een beetje gereseveerder, maar we konden het er best mee vinden. Bij ons sliepen de kapitein en een officier. Maar drinken deden de heren niet en ook waren lang niet zo royal met hun "Gold Flakes" enz. De discipline was veel strenger dan bij de Canadezen. Het aflossen van de wacht bijv. ging ontzettend model. Toch wel een mooi gezicht.
Nu is in ons kleine dorp de rust weergekeerd. Een troepje N.B.S.ers zorgt voor de kustwacht, verder is er niets te doen. Aan de ene kant is dat fijn, want die kinderen zijn met geen stok aan het werk te houden. Ze vonden het compleet een marteling dat ze naar school moesten, terwijl die soldaten door het dorp ronddwaalden. Ik moest soms de gordijnen sluiten, anders kwam er helemaal niets van terecht.
Het dorp Pingjum, dicht bij het begin van de afsluitdijk, is erg gehavend en zo goed als geheel in de as gelegd. Gelukkig waren de burgers er voor die tijd uit verdwenen. Verder zijn er nog een stuk of wat boerderijen verbrand. Maar de schade en het verlies aan mensenlevens is over t algemeen h''eél gering, er we zijn er buitengewoon goed afgekomen. Wij kunnen er niet dankbaar genoeg voor zijn.
|