François Hendrik Burghgraeff yn Gaast
LC 29 juli 1828 en LC 15 augustus 1828: Oproeping. Al degenen die iets te vorderen hebben van, verschuldigd zijn aan, of in bewaring hebben betrekkelijk de vacante Nalatenschap van wijlen den Heere FRANÇOIS HENDRIK BURGHGRAEFF, in leven gepensioneerd Kapitein, gewoond hebbende en overleden te Gaast, worden verzocht daarvan vrachtvrij op- en aangave te doen aan den voor die Nalatenschap door de Civiele Regtbank te Sneek benoemden Curator WILLEM HENGST, Ontvanger der Directe Belastingen en Accijnsen te Gaast, en zulks voor of op den 18 Augustus 1828, dewijl er na dien tijd geene schuldvorderingen meer kunnen worden aangenomen.
LC 10 oktober 1828: Boelgoed. De notaris P. Tadema, te Makkum, zal, op Woensdag den 15 October 1828, des morgens ten 9 ure, ten huize van Tjeerd Rintjes Bijlsma te Gaast, publiek bij boelgoed en gereed geld presenteren te verkoopen: Meubelen en Huisgeraden, waaronder een eiken Kabinet, eene Kast, Spiegel, Tafels, Stoelen, Beddegoed, Mans Kleederen, Linnen en Wollen, Koper-, Tin- en IJzerwerk, Theegoed en ander Aardewerk, enz.; alles behoorende tot de vacante Nalatenschap van wijlen den Heer F.H. Burghgraeff, in leven gepensioneerd Officier te Gaast.
Beide advertenties uit de Leeuwarder Courant van begin 1800 nodigen uit tot een nader onderzoek van genoemde persoon.
FranÇois Hendrik Burghgraaf is geboren te Philippine, nu Zeeuws-Vlaanderen toen nog Vlaanderen en gedoopt op 29 januari 1745. Hij is 21 oktober 1825 op 80 jarige leeftijd te Gaast overleden.
Ouders van FranÇois: Vader: Franciscus Burghgraaf, cadet (1731) onder 't regiment wijlen S. la Roque, Majoor ontvanger der Convooyen en Licenten, gedoopt 10/8-1706 in Bergen op Zoom, getuigen bij deze doop waren Franciscus Turcq (predikant dezer stad) en Elisabeth Turcq. Overleden (1754) in Sluis. Moeder: Alida Burghoorn, geboren in Den Haag (1710) en overleden in Delft (1775). Dochter van Willem Burghoorn en Catharina van Deventer.
Zijn loopbaan en leven in het kort: Hij werd cadet op 25 maart 1754 toen hij een jongen was van 9 jaar. Vaandrig op 3 augustus 1763, sous-luitenant op 8 november 1765 en kapitein bij de Staats- Armee op 6 mei 1768. Als vaandrig is hij in 1763 vertrokken naar Berbice (Brits Guyana), waar hij vocht tegen de Guanger negers en daarbij gewond raakte aan hoofd en rechterbeen.
In 1765 keerde hij vanuit de West terug naar Nederland en trouwde te Wedde op 15 september 1766 met de 17-jarige Catharina Cranssen, gedoopt op 15 september 1748 te Wedde. Overleden te Bourtange voor 14 oktober 1810. Zij was een dochter van Mr. Willem Cranssen, secretaris van de stad Groningen en Magdalena Wilkes Hesse van Westerwolde.
Op 22 maart 1771 verleende de Raad van State hem submissie (mee accoord gaan) als majoor van het fort Bourtange. Daar werd hij commies voor 's Lands magazijnen in het fort Bourtange. Zo zijn de Burghgraef's in Noord-Nederland terecht gekomen. De missie van deze charge ontving hij als oranjegezinde op 31 oktober 1797.
Het huwelijk met Catharina was zeer kinderrijk, maar in oude kronieken liet men zich hierover minder positief uit. "De Major en de Commys van 's Lands magazijn F.J. Burchgrave in de forteresse de Bourtange begiftigd met een meenigte van kinderen (zijnde de twee oudste zonderling, gelijk ook de anderen wel van een goede hoop maar slegte verwagting)"
Kinderen van FranÇois en Catharina:
1. FraÇois Hendrik, ontvanger te Franeker, gedoopt op 3/4-1767 te Wedde en overleden op 19-9/1850 te Leek op 83 jarige leeftijd. Hij is gehuwd op 11-10/1795 als 28 jarige in Workum met de 20 jarige Lysbeth Gosses Bruinsma, gedoopt te Workum op 30-1/1775. Zie onderstaande verklaring van de ouders van de bruidegom. De achternaam (Brinksma) van de bruid klopt niet met de verklaring. De roepnaam zal wel Elisabet geweest zijn. De verklaring is afgegeven op genoemde datum terwijl de bruiloft later plaats vond. Het is met volkomen Toestemming en Goedkeuring van de ondergetekende als Bruijdegoms vader en Moeder. Dat haar Zoon Fransius Burghgraef met Elisabet Brinksma in de Stad Workum in vriesland kerkelijk geproclameert word om daar op met deselve in den Huwelijken Staat te begeven kunnende desen over Zulx stukken daar het behoren in kennisse onser handen. Bourtange, den 9e Aug: 1795 F.H. Burghgraef C. Cranssen. 2. Willem, gedoopt op 24/9-1769 te Wedde en overleden 12/8-1847 te Groningen op 77 jarige leeftijd. Hij bracht het tot kapitein der artillerie. Hij trouwde op 20 jarige leeftijd met Alagonda van Swinderen, ook 20 jaar en geboren op 13-12/1769, overleden op 29-12/1827 te Peize op 58 jarige leeftijd. Zij was een dochter van Albert Hindrik van Swinderen, drost en Edzardina Sparringa. (Zie ook het verhaal van de wrede schaking)
3. Wilcolina (Lynke), gedoopt op 6 /10- 1771 te Bourtange. Overleden op 28/10-1857 te Groningen op 86 jarige leeftijd. Gehuwd als 39 jarige met Hendrik Zuidema uit Winschoten.
4. Jan Willem, gedoopt 27/11-1774 te Bourtange, overleden op 11/12-1822 te Batavia op 48 jarige leeftijd. Hij was gouverneur van Ambon en advocaat fiscaal te Batavia. Getrouwd met Johanna Josina de Grave, geboren op Celebes.
5. Rijcardus, gedoopt op 28/4- 1776 te Bourtange. Hij is als militair gesneuveld. Overleden te Delfzijl in 1814.
6. Alida Magdalena, gedoopt op 2/8-1778 te Bourtange
7. Alida Magdalena, gedoopt op 23/7- 1780 te Bourtange
8. Catharina Gesina, geboren te Bourtange en gedoopt op 31/3-1782 te Bourtange, overleden op 12/10-1837 te Weststellingwerf op 55 jarige leeftijd. Gehuwd op 30/5-1803, 21 jaar oud met Hendrik Christiaan Piper (ook Pieper), landbouwer (1813), timmerman (1816), kolonist (1822), gedoopt op 23/2-1772 te Bourtange, overleden op 24/11- 1822 te Frederiksoord (gemeente Vledder) op 50 jarige leeftijd. Het gezin Pieper-Burghgraeff vertrekt op 18/10- 1820 van Bourtange naar Vledder.
9. Susanna Elisabeth Karellina, gedoopt op 24/7- 1785 te Bourtange
10. Wilco Jacob, geboren op 8/10-1786 of 19/11-1786 te Bourtange, overleden op 18/4-1837 te Sneek op 55 jarige leeftijd. Hij was bierbrouwer te Sneek en is begraven te Gaast. Na zijn dood laat zijn weduwe, Rinske Jelmers Tichelaar, weten dat de affaire in Wijnen en Bieren op dezelfde voet zal worden voortgezet. Haar vader Jelmer is koopman, tichelaar en fabrikant.
11. Alida Magdalena, gedoopt op 29/11-1789 te Bourtange, overleden op 61-jarige leeftijd als weduwe van Hermannus Gerardus Dinckgreve, 20/10-1851 te Groningen. Dinckgreve was secretaris bij de Schout van Bourtange en luitenant van de rustende schutterij van Coevorden.
12. Casparus Jacobus, gedoopt op 29/9- 1793 te Bourtange, jong overleden.
Het testament van Frans Hendrik Burghgraef, gedateerd op 28 april 1808 laat het volgende weten: De gehele nalatenschap, bestaande uit: landerijen en terreinen bij Bourtange gelegen, goederen, op rente uitgedaane gelden, verdelen in drie gelijke delen waarvan 1/3 deel aan Johanna Holtzmann, 2/3 deel aan Wilco Jacob en Alida Magdalena Burghgraef.
Tot aan 14 mei 1810 bleef hij wonen in Bourtange waar zijn eerste vrouw inmiddels was overleden. Daarna vertrok hij naar Gaast, een zeedorp bij Workum en trouwde als 57-jarige voor de tweede keer en wel op 29 augustus 1802 te Bourtange met Johanna Catharina Holtzmann. Zij is geboren te Namen (België) rond 1765 en overleden te Gaast op 3 maart 1833.Haar vader was Hendrik Philips Arnold Holtzmann. Waarschijnlijk is de gepensioneerde officier met zijn tweede vrouw naar Gaast verhuisd, omdat er kinderen uit zijn eerste huwelijk in Friesland woonden. Frans, ook wel FranÇois en in verschillende kerkboeken geschreven als "Fransoos" stamt uit een oud militair geslacht. En in die tijd was het dan ook geen uitzondering dat kinderen geboren werden "in het leger" en dat zo'n kind door het leger werd geadopteerd en opgevoed. Toen hij in 1754 al kadet werd, was hij nog maar 9 jaar en zijn militaire loopbaan ving hiermee aan. Hij bleef in het leger en men betaalde de voorzieningen voor deze militairen, zoals de kosten van levensonderhoud, inclusief woning, inrichting enz. Frans was oorlogsinvalide en werd doorbetaald tot aan zijn dood. Toen hij overleed, betekende dat ook dat de "voorziening" haar eigendommen te gelde maakte. Vandaar het boelgoed direct na zijn dood. Voor de weduwe waren geen voorzieningen getroffen. Waar ze in Gaast hebben gewoond is niet bekend. Als ze armlastig waren, dan zal de diaconie wel voor onderdak hebben gezorgd, maar dit blijkt niet uit het testament van 1808, waarin Johanna, zijn tweede vrouw, 1/3 deel van de nalatenschap kreeg toebedeeld.
Een wrede schaking door de tweede zoon, Willem. Het verhaal speelt zich af in de zomer van 1790 in het gebied van Westerwolde. Van de kinderen van Burghgraef wordt gezegd dat de twee oudsten "zonderling" waren. Voor de andere kinderen was er "goede hoop" maar een "slechte verwachting". De twee oudsten waren in dienst van het land en werden als "onnutte meubels" aangemerkt. Ze stalen, pleegden moord en gebruikten geweld. Dit was bij een ieder bekend, terwijl zij alle normen van fatsoen en christelijkheid aan hun laars lapten. Met name Willem, de tweede zoon, behoorde als militair bij het korps van de artillerie en is ontslagen uit deze dienst, met een pensioen van 300 gulden, mits hij zich stil en deugdzaam zou gedragen. Hij ging Latijn studeren en wilde daarna doorgaan voor predikant. Hij was daar reeds aan begonnen in het naburige Oost-Vriesland, buiten de landsgrenzen. Hij was gehuisvest bij een deugdzam predikant, maar beging binnen een jaar een misdaad, doordat hij zijn lusten niet in bedwang kon houden. Zo kwam hij weer bij zijn vader thuis. Deze was daar niet van gediend en bracht hem opnieuw onder bij een predikant, omdat hij voortdurend te veel dronk. Zijn enige vermaak was "onrecht en goddeloosheid". De ongerechtigheden die Willem uitvoerde, waren te veel om op te noemen. Zuiperijen, aanleiding geven tot oproer, schendingen van de jacht, struikroverijen etc. etc. Doch in plaats van zich te gedragen en op een behoorlijke wijze zijn leven te leiden, had Willem een oogje op een jonge vrouw. De jongste dochter van drost van Swinderen, die hij voor zich wilde winnen. Zij besloten dan ook, tot leed van de drost, een huwelijk in losbandigheid te begaan en ontvluchten de oude man en gingen naar een vreemd land. Vooraf hadden ze een koffer met kostbaarheden naar Munsterland gestuurd. Onze Willem ging op 23 juli 's morgens vroeg, naar Bourtange om met zijn ouders een afspraak te maken. 's Avonds van dezelfde dag, even voordat de poort sloot, wordt een rijtuig van de Majoor door een knecht buiten de poort gebracht. Frans, de broer van Willem, eveneens een schalk en dief, steekt met een bootje de gracht over, om het rijtuig naar Wedde te brengen. Daar is ook zijn broer en op het afgesproken tijdstip komt men aan bij de Borg van de drost, waar ook de jonge vrouw is, die in hetzelfde vertrek slaapt als haar broer. Zij staat van haar bed op en zegt dat ze naar buiten moet. Buiten treft ze de beide broers, Frans en Willem aan, met het rijtuig. De ene pakt de jonge vrouw beet en wil haar in het rijtuig duwen. Haar broer, die haar was gevolgd, houdt haar tegen. Willem grijpt daarop zijn sabel en verwondt hem, door hem wel 16 steken en sneden toe te brengen, terwijl Frans roept "om de duivel te doden". De jongen valt neer en bloedt vreselijk. Hij kan zijn zuster niet langer verdedigen, waarop de schelmen via Bourtange naar het buitenland willen vluchten. 's Nachts bij Bourtange ligt buiten de vestingwerken een bootje, dat hen via de grachten naar de Munsterse kant brengt. Volgens het verhaal hielpen de Majoor en een andere inwoner de moordbeulen te ontsnappen. Aangekomen in een herberg in Munster, bestellen ze een wagen om de jonge vrouw verder weg te brengen. Ondertussen is de drost, met gerechtsdienaars en een rechter met een Voogd aan de achtervolging van de schelmen begonnen. Echter, de poorten waren nog gesloten en toen de poorten eindelijk open gingen en het gespuis wilde vertrekken, greep de Voogd de paarden die voor de wagen waren gespannen, om ze terug te laten keren. Willem echter trok zijn sabel en sloeg de Voogd op de handen, zodat zijn vingers er bij hingen. De bende kon daardoor ontsnappen en de Voogd verloor veel bloed. Aangekomen in Bourtange, werd hij verbonden met windsels van linnen door Lynke, de zuster van Frans en Willem. De Majoor van Bourtange ging met 4 geladen pistolen zijn lieve kinderen achterna. Het is niet duidelijk of het ging om roof of om moord te plegen. Of om zijn afstammelingen te beschermen. 's Avonds kwam hij terug met zijn zoon Frans en ging de volgende dag, zondag, 2 maal naar de kerk alsof er niets gebeurd was. Frans durfde zich zelfs te tonen bij de parade, maar is toch de volgende dag naar Munster gevlucht. Na enkele dagen is hij weer teruggekeerd naar het huis van zijn vader, denkende dat de zaak wel vergeten zou zijn.
Naschrift bij dit wrede liefdesverhaal: De justitie was aan het eind van de 18e eeuw voor wat betreft misdrijven, verdraagzamer dan in de eeuw daarvoor. Men liet zich graag omkopen om een vervolging te staken of te seponeren. Het misdrijf was niet ongewoon in die tijd van zedenverval.
Vier plaatsen die er uit springen als we het leven van F.H. Burghgraeff nagaan.
Zijn geboorteplaats Philippine. In Berbice vocht hij en werd gewond In Bourtange woonde en werkte hij. Zijn laatste rustplaats was Gaast, maar deze plaats is ons wel bekend. Philippine In het jaar 1505 verwierf Jeronimus Laureijn, Heer van Watervliet, het octrooi om een nieuwe polder in te dijken. Hij noemde die polder Sainct Philippine, naar Philips de Schone. Tevens kreeg hij toestemming tot het stichten van een zogenaamde "gesloten stad", die ook de naam Philippine kreeg. In 1583 bouwde de hertog van Parma in Philippine een versterking die Noord-Vlaanderen moest beschermen tegen de Watergeuzen. In 1633 echter, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, viel Philippine toch in handen van de Noordelijke Nederlanden en ging dienst doen als uitvalsbasis voor diverse operaties tegen de Spaanse overheersers in Vlaanderen. De vesting werd uitgebouwd met een kasteel, vier bastions, twee ravelijnen en een water- of havenpoort. De havenpoort kwam uit op de Braakman, die in open verbinding stond met de Schelde en de Noordzee.
|