- Website Histoarysk Wurkferbân Wûnseradiel

Dominee Froeling in Gaast-Ferwoude 1808 – 1845

In de dorpsboeken van Gaast (1992) en Ferwoude (1989) wordt melding gedaan van deze dominee uit de eerste helft van 19e eeuw.


 

Op het linker predikantenbord in de Kerk van Gaast staat het volgende:

 
1808. J.C. FROELING. Pred. te Bourtange. Emeritus
1 Jan.
1846.
Vertrokken naar Jutrijp
October 1845. 


In het Gaaster Dorpsboek de volgende tekst:

(overgezet vanuit het Fries)

Wij duiken nu voor even in het verleden om enkele dominees en andere zaken wat nader te beschouwen.

Als eerste in de rouwbrief van Ds. Johannes Christianus Froëling, van 1800 tot aan 1846 predikant, eerst in Bourtange, daarna in Gaast en toen als emeritus naar Jutrijp.

Een prachtig stukje literatuur, als wij dat zo durven noemen. Onderaan is met pen bijgeschreven dat de gemeente er ook weet van moet krijgen.

 

De tekst luidt als volgt:

Het heeft den Almagtigen behaagd heden in den vroegen morgen, na eene smartelijke ongesteldheid van eenige weken, van mijne zijde weg te nemen, mijn geliefden Echtgenoot den Wel. Eerw. Zeer Gel. Heer Johannes Christianus Froëling, sedert 1800 – 1846 Predikant; eerst te Bourtange daarna te Gaast, c.a. en laatst als Emeritus hier woonachtig.

Hij stierf zacht en zalig, in den gezegenden Ouderdom van ruim 87 Jaren, waarvan ik 55½ Jaren in den genoegelijksten Echt met hem mogt verbonden zijn.

Dankbaar voor zijn langdurig bezit, wensch ik, met mijne eenige Dochter en vijf  Kinds-kinderen, Gods eerbiedig zwijgen, hopende den geliefden afgestorvenen met onze andere dierbaren die ons plotseling ontnomen werden, eenmaal in betere Gewesten te mogen wedervinden.

Wij hebben het van onze pligt geacht, U …………. van dit ons verlies door dezen kennis te geven, waarna wij met den wensch dat U ………….. nog lang voor dergelijke treurgevallen bewaard moogt blijven, de eer hebben ons te noemen.

 

JUTRIJP.

den 2 July 1854                                                         U Bedroefde Dienaressen.

                                                                       M.C.A. FROËLING, Geb.

                                                                                  HOLTZMANN

 

                                                                       Mede uit naam van mij n Dochter,

                                                                       H.P. J. FROËLING, Wed.

                                                                                  T.J. RUDOLPHI;

 

                                                                       Benevens de Kinds – Kinderen.

 

Enkele opmerkingen n.a.v. de tekst in de rouwbrief:

·         Op de stippellijnen staat een handgeschreven woord dat in het dorpsboek niet te lezen is, het zal wel met de persoon te maken hebben die de rouwbrief ontving.

·         Domineesmevrouw is Maria Charlotte Augustina Holtmann en is de zuster van de tweede vrouw van François Burghgraeff. François is beschreven in een ander artikel van deze site over Gaast. Mevrouw overleed binnen het jaar na haar man, op 17 januari 1855, ook in Jutrijp.

·         Hun enige dochter is Hendrietta, Petronella, Juliana Froëling  en is geboren in Bourtange. Zij was getrouwd met Tjeerd Rudolphi uit Jutrijp, afkomstig uit een geslacht van dominees en advocaten. Hij was boer en een vooraanstaand persoon in de gemeente Wymbritseradeel. Zij kregen 10 kinderen, waarvan er bij het overlijden van de dominee nog 5 in leven waren, te weten:

Johannes Christianus, Maria Charlotta Augustina, Afke, Hendricus Philippus Arnoldus en Louw. De anderen zijn reeds vroeg gestorven en de laatste is levenloos geboren.


In het Dorpsboek van Ferwoude is men minder tevreden over de dominee:

(ook hier een overzetting vanuit het Fries)

De dominees Johan Christiaan Froeling en zijn voorganger Gerhard Heinrich Swarte waren beide Duitsers. Froeling  komt hier in 1808 en blijft tot zijn emeritaat in 1846. Dit was de inwoners van Ferwoude lang genoeg, want deze dominee was vrijzinnig en de gemeente had liever één van de orthodoxe signatuur. Hij was dan ook getuige van het feit dat er in Ferwoude een afgescheiden gemeente werd gesticht. Het liet hem echter niet koud en in zijn afscheidspreek zegt hij hierover dan ook het volgende:

“Bijna veertig jaar heb ik verdriet gehad over dit krom en verdraaid geslacht”.

Na zijn emeritaat verdwijnt hij naar Jutrijp.


Over deze afscheiding is in het Dorpsboek een artikel gewijd op bladzijde 101.

Enkele zinnen uit deze Afscheiding van 1834 in Friesland.

 

In de gemeente Gaast-Ferwoude heerste ‘een zeer ongunstige geest’. In Ferwoude werd in een schuur vanaf een hooiwagen voor een ‘menigte’ van bijna 200 mensen het woord gevoerd.

Men zocht naar rechtvaardiging van de Afscheiding. Men zag de gemeente in een ‘diep ellendige’ toestand verkeren, ‘menschlijke vonden en wetten’ waren haar opgedrongen ‘waardoor de harten van Gods volk wierden bedroefd’.

Als er iemand was die de eigen predikant, een oud man, wees op het onrechtzinnige van zijn preken, dan werd hij voor dweper, stijfhoofdige en wat al niet meer uitgescholden.

De oude man was hier Johannes Christiaan Froeling, die in het jaar dat de Afgescheiden Kerk van Ferwoude hier werd geïnstitueerd (1836),  al 69 jaar oud was.

Ook zijn pastorale verzorging liet te wensen over. Het kwam voor, dat hij buiten medeweten van zijn ouderlingen niet op de preekstoel verscheen. Deze bekommerden zich trouwens ook niet om zoiets, dan ging de dienst maar niet door.

‘Ergerlijke’ lieden werden niet van het Avondmaal geweerd, met als gevolg dat de ‘regtzinnigen’ wegbleven en elders naar een kerk gingen. Ook waren er een aantal die hun kinderen niet lieten dopen.

En dan de catechisatie, soms ging het gepaard met ‘allerley ijdelheden’. Er werd zelfs gevloekt en dat werd ongestraft door de ‘Leeraar’ aangehoord. De jeugd werd niet voorgehouden wat ‘nodig is tot zaligheid te weten, te geloven en te betragten’.

Elf gezinnen uit Ferwoude en twee uit Workum vormden de nieuwe congregatie. Men kerkte in Workum in een gebouw op it Noard. In Ferwoude verzorgde een diaken de catechisatie, ‘daar hetzelve voor den Predikant niet best te doen was’.

Bij koninklijk besluit fan 10 augustus 1841 is de “Christelijke Afgescheidene Gemeente Workum en Ferwoude” een feit. De afgescheiden gemeente kan echter moeilijk een dominee onderhouden en de inbreng van Ferwoude wordt steeds kleiner. Uiteindelijk, in 1868,  blijft er één gezin over dat terug gaat naar de Hervormde kerk. Doordat men nu vaker een orthodoxe dominee benoemd is de noodzaak van afscheiding ook niet meer zo groot. De doleantie van 1889 zal ook van invloed geweest zijn.


In de Leeuwarder Courant van o.a. 5 augustus 1836 staat de volgende advertentie:

 

Bij den Boekhandelaar F. Holtkamp, wordt heden uitgegeven en is alom te bekomen:

1.      Leerredenen van J.C. Froeling, predikant te Gaast c.a. eerste deel ƒ 2 : 60.

 

5 Jaar later komen we in de krant van 12 februari 1841 ook weer een advertentie tegen:

 

Daar van J.C. Froelings Leerredenen, Eerste deel, geene Exemplaren meer voorhanden zijn, zoo wordt het Tweede ter Inteekening aangeboden tot den laatsten Maart eerstkomende, voor den prijs van ƒ 2.60, gelijk het Eerste, met verzoek van de opgaven in te zenden aan den Schrijver J.C. Froeling, predikant te Gaast bij Makkum, of aan deszelfs Schoonzoon F.J. Rudophi, in Jutrijp bij Sneek; en met de verzekering tevens, dat buiten de Inteekening, geene Exemplaren zullen worden uitgegeven noch gedrukt.


De onderstaande beschouwing is ontleend aan “Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1837”. G.S. Leeneman van der Kroe en J.W. Yntema Amsterdam.

 

Men denkt dat de heer Froeling voor het eerst met dit predikwerk een groter publiek benadert. In de inleiding geeft hij te kennen, dat een groot gedeelte van zijn gemeente zich aan zijn dienst onttrekt en dat hij daarom wil proberen buiten zijn werkkring om nog van enig nut te zijn. Men wenst hem sterkte toe en dat hij zijn doel mag bereiken.

Deze bundel bevat slechts zes Leerredenen op 304 bladzijden. Gemiddeld is dit ongeveer 50 bladzijden per Leerrede en bijna het dubbele van een gewone preek. Laat het voortreffelijk wezen, dan is de lengte veel te groot. Men zal ook in de rest van de eredienst tijd moeten steken en het zal daarom de beste luisteraar vermoeien en voor het begrijpen nadelig zijn.

Van deze zes Leerredenen worden in de inhoudsopgave slechts de teksten genoemd, hetwelk ons minder duidelijk overkomt zonder de onderwerpen te geven zodat men weet wat men te verwachten heeft. Het gaat hier om de volgende Bijbelverzen:

·         Romeinen 15 vers 4

·         Hebreeën 6 vers 6

·         Galaten 6 vers 7

·         Hebreeën 11 vers 3

·          1 Johannes 3 vers 23

·         Handelingen 17 vers 28

Om het verslag niet al te lang te maken zal men slechts de eerste Leerrede wat langer en de anderen wat korter beschouwen.

 

De schrijver vindt het belangrijk, dat,  voordat men de 19e eeuwse beschouwing leest eerst ook de Bijbeltekst tot zich kan nemen. Mij leek het verhelderend niet de Statenvertaling te gebruiken, maar iets geheel moderns uit de 21ste eeuw. Te weten uit de Naardense Bijbel van 2007. We moeten ons realiseren dat de Leerredenen bijna 200 jaar geleden geschreven werden.


Leerrede 1. Romeinen 15:4

Want al wat tevoren werd geschreven, werd geschreven om ons te onderrichten, opdat wij door de volharding en door de vertroosting van de Schriften de hoop vasthouden.

 

In de inleiding van de eerste Leerrede, die acht pagina’s beslaat, wordt slechts met een enkel woord over de tekst uit Romeinen 15:4 gesproken, maar des te meer de Bijbelse voorbeelden opgesomd. Ten eerste Gods ongenoegen over de zonde, zoals bij de zondvloed, Sodom enz., Pharao en Egypte, Israël in de woestijn. Daarna Gods bescherming van de deugd, zoals Jozef, Noach, Lot, Job, Israël in de woestijn. Waarna er nog melding wordt gedaan waar in de schriften van het Nieuwe Verbond lering en vertroosting voorkomen. Waarlijk, de toehoorder wordt aan het begin al overladen, terwijl hij zelf erkent dat deze niet bij tekst te pas komen en slechts als tegenstelling door hem wordt gebruikt. Het was beter geweest dit als voorbeeld in de Leerrede te gebruiken.

Het eerste deel dient om ons er van bewust te maken dat we behoeftige en afhankelijke wezens zijn. Het tweede deel bepaalt onze gedachten bij de troost van Gods woord in de aardse dingen en de hoop welke het Evangelie ons geeft voor de eeuwigheid.

We vragen ons af of het wel nodig was om aan het eerste deel 18 bladzijden te wijden. Het is waar wat de spreker zegt maar hier niet op zijn plaats, het overlaadt de veelheid van zaken en leidt ons van het onderwerp af. Het tweede deel komt hierop neer: Troost kan de lijder op verschillende manieren vinden, maar het beste is Gods woord. Ongelukkig zijn zij die deze bron versmaden. Voor wie is deze troost 1) voor degenen met levenszorgen 2) voor onschuldige verdrukten 3) voor ouders die een kind verliezen 4) voor degenen die zich zorgen maken om hun zonden en de consequenties voor het hiernamaals.

De Leerrede wordt besloten met een versje en gevolgd door een gebed. Het genoemde wordt met Christelijke hartelijkheid aangevoerd, maar het is weer te uitvoerig zowel in voorstelling als stijl.

 

Leerrede 2. Hebreeën 6:6

en afvallige geworden zijn: het is onmogelijk om hen opnieuw tot bekering te brengen, nu zij voor zich de zoon van God opnieuw kruisigen en te schande maken.

 

In de tweede Leerrede zien we hoe we in het geloof, dat er een God bestaat, almachtig en genadig, tot Hem moeten komen, om in onze nood bij Hem te schuilen.

 

Leerrede 3. Galaten 6:7

Dwaalt niet: God laat niet met zich spotten; want al wat een mens zaait dat zal hij ook oogsten.

 

In de derde Leerrede wil de leraar ons opmerkzaam maken op onze zonden, zoals hebzucht en gierigheid; liefdeloosheid en wraakzucht, onrechtvaardigheid, hoogmoed. Hierdoor zal de mens rampzalige vruchten zaaien en er is redding voor degenen, die in het geloof aan de Verlosser, oprecht met God en onze naaste omgaat.

 

Leerrede 4. Hebreeën 11:3

In geloof verstaan wij dat de werelden zijn gesticht door het spreken van God, zodat wat waarneembaar is niet is ontstaan uit zichtbaarheden.

 

In de vierde Leerrede wordt de aandacht gevestigd op het Opperwezen, de God van hemel en aarde, die het licht schiep en onze hoop en verwachting moet zijn.

 

Leerrede 5. 1 Johannes 3:23

En dit is het gebod: dat wij zullen geloven in de naam van zijn zoon Jezus Christus en elkander liefhebben, zoals hij ons als gebod gegeven heeft.

 

In de vijfde Leerrede gaat het over het geloof en de liefde, maar daar moeten we tevens de zelfverloochening(nederigheid en onderwerping) aan toe voegen. Trouw blijven aan de tekst en eenheid en het belijden van de naam van Jezus betekent de bevelen van Gods Koninkrijk volgen.

 

Leerrede 6. Handelingen 17:28

want door hem leven wij en bewegen wij en zijn wij, zoals de enkelen van de dichters bij u hebben gezegd: ‘uit hem immers zijn wij ook geboortig’;

 

In de zesde Leerrede gaat over de voorzienigheid van God en wel het onderhouden van alle dingen en de goddelijke regering, waardoor alles wordt bestuurd. Het beste uit zijn degenen die de Heer liefhebben. Tenslotte wekt hij op tot dankbaarheid aan God, als onze hoeder. Ook hier weer geen eenheid in de Leerrede door de vele zijwegen. Tot slot een algemene vermaning om Gods woord en wegen te onderzoeken en de toekomst op je af te laten komen. Het geheel wordt afgesloten met een versje en een gebed.


De commentator uit de 19e eeuw komt tot de eindconclusie:

De goede bedoelingen, die in al deze Leerredenen van de Eerwaarde Froeling doorklinken, zijn over het geheel genomen van een verstandige Evangelische denkwijze, voorstander van een redelijk en door liefde werkzaam Christendom met een gemeende ernst in het vermanen, bestraffen en vertroosten. Een groot gebrek is de eenheid bij een overdadige verscheidenheid, te uitvoerig en wijdlopig van stijl. De hoorder kan dit niet, maar de lezer wel, die zal dan ook de preek zo nu en dan ter zijde leggen en het zal hem aan geen stof tot Christelijke stichting ontbreken. Zo zullen de bedoelingen van de schrijver hem dan ook beter bereiken.


 

Index pagina

Vorige pagina

 

Histoarysk Wurkferbân Wûnseradiel