Terugblik van Douwe Algera Nu ik oud ben (95 jaar) praat ik veel over
vroeger. Familie |
V.l.n.r. |
Reizen Heit heeft later voor zijn reizen naar Bolsward, Witmarsum en Makkum een motorfiets gehad. Hij was de enige in het dorp met een motor. Deze moest eerst lang warmdraaien in de werkplaats voor de reis kon beginnen. Daarmee is hij een keer in de dijkvaart tussen Gaast en Workum gereden. De volgende dag heeft omke Pé, die bij heit in de
timmermanzaak werkte, met hun zelfgemaakt bootje de motorfiets
teruggehaald. Heit heeft er nooit weer op gereden. |
In het dorp woonde een schipper (Dooitse) die een boot had
waarmee hij dinsdags naar Sneek en op donderdag naar
Bolsward Wij gingen ook wel eens met heit en mem met dit busje naar Sneek. Anders moesten we eerst naar Workum fietsen en dan met de trein. |
Een enkele keer (misschien eens per jaar) maakten wij
(heit,mem,Reinder en ik) een dagtocht naar Amsterdam. Reinder en ik
reden dan bij onze ouders achter op de fiets naar Workum. Daar
werden de fietsen gestald bij particulieren, want er was nog geen
fietsenstalling. Vandaar gingen we met de trein en de boot over
Staveren en Enkhuizen. Vooral de bootreis was een
belevenis! Heit wilde graag reizen. Soms maakte hij met een boer uit Ferwoude een reis per fiets en trein door Nederland, en soms nog verder. Zo is hij zelfs een keer in Königswinter geweest (bij Keulen). Ambities Toen we nog klein waren logeerden wij (heit, mem, Reinder en ik)
een keer bij omke Klaas; die was boer in Midlum, en getrouwd met mem
haar oudste zuster. Ik mocht daar in de boeken van hun zoon
Teake kijken en genoot van de Historische Atlas die ik vond. Teake
heeft theologie gestudeerd. Toen ik wat ouder werd kreeg ik aardigheid aan lezen. Dat begon
met het feuilleton in de Leeuwarder Courant. In de zomer van 1924 bezochten mijn ouders omke Wietse en muoike Wapke. Toen ze vertelden dat ik “goed kon leren” zeiden die: “Die jonge moat net nei de U.L.O. mar nei de H.B.S”. Maar die stond niet in Workum maar in Sneek. Mijn ouders besloten toen om naar Sneek te verhuizen. Ze kochten van omke Tjeard (broer van mem) een huis in Sneek en Sytze kocht het boerderijtje van omke Tjeard bij Workum. Ik werd zonder toelatingsexamen toegelaten tot de 1e klas van de H.B.S. maar moest nog wel van april tot september naar de lagere school in Sneek, net als Reinder. Ik kreeg eerst een aantal maanden extra les om Nederlands te leren. Wij moesten van onze spreektaal (het Fries) omschakelen naar het Stadsfries (het Snekers). Dat is een mengsel van Nederlands en Fries. Voor de stadsjongens waren wij “boeren” en we werden door hen ook wel uitgelachen om ons taalgebruik. |
Het woonhuis van Douwe en zijn familie aan de Zandlaan, achter het huis is de timmerwerkplaats |
||
Elektrisch We hadden twee lichtknopjes in de woning en één in de timmerzaak. Heel erg was het als je de lamp liet branden als het niet nodig was. Als er in het dorp iemand stierf moest omke Pé een doodskist maken en dat moest zo gauw mogelijk. Anders brandde er te lang licht in de timmerzaak. We hadden er een schommel (in het Fries een “touter”) en daar maakten we veel gebruik van. In het dorp stonden een paar straatlantarens (petroleum) die elke
dag werden aangestoken als het donker werd. Als er geen maanlicht
was dan was het ’s nachts pikdonker. Eén keer ben ik (± 9 jaar
oud) in het donker tegen een muur gerend (heel erg).
|
||
Achter de dijk was er ook nog een zeewering met palen, aan de kant van de dijk ongeveer 3 meter hoog en verstevigd met grote stenen (wij noemden het balstjinnen). Bij laag water waren de palen vanuit zee gezien wel 6 meter lang. Wij konden er dan ook alleen bij de pieren overheen klimmen om bij de zee te komen. Dat deden we veel en dan namen we een schop mee. Bij eb lag er zand met geulen, waar soms veel stroming in zat. We gingen op klompen in het water want er zaten veel krabben, die in je tenen konden bijten. We bouwden er dijken en dammen. We konden er prachtig spelen! Soms kwam bij westenwind van daar onze vlieger helemaal boven het dorp. We wisten precies de getijden: bij vloed stond het water tegen de palen wel 1½ tot 2 meter hoog. Op het eind van de pieren stond een sterke stroming en daar waren we bang voor want we konden niet zwemmen. |
In Gaast leefden, behalve kleine boertjes, ook een aantal vissers, die ook op vogels jaagden. Deze vogels, meestal eenden, vlogen langs de kust en de jagers schoten vanaf de palen. De dode vogels werden dan uit het water gehaald. Een heel enkele keer kwam er een auto door het dorp met ijsco’s. Die waren voor ons helemaal nieuw en iedereen kwam er op af! Fruit was ook zeldzaam. Er stonden in Gaast weinig fruitbomen en een appel was voor ons een lekkernij. In het dorp werd elke dag om 12 uur de klok geluid. Dat deed Hielkje (een vrouw van een jaar of 40). Soms mochten wij meehelpen en dan moest je oppassen dat je niet met de touwen omhooggetrokken werd. Eén keer hebben wij zonder haar toestemming de klok geluid toen wij uit school kwamen. Dat was erg want daardoor kwamen de landarbeiders te vroeg naar huis voor het eten. Onze buurman in het dorp was Johan Pakker en van beroep “verver”. Van hem zagen we hoe je een fietsband kon plakken. Ik heb het vaak gezien maar nooit gekund. Hij en zijn vrouw waren erg aardig voor ons. Hij leerde ons hoe je een vlieger kon maken. Ook heb ik orgelles van hem gehad. In het dorp waren geen rangen en standen. Alleen de dominee en de onderwijzers stonden wat hoger in aanzien. Iedereen werd bij de voornaam genoemd, en alle vrouwen naar hun man. Zo werd mem Symens Maaike genoemd. De buurvrouwen heetten Murke Janke en Johannes Trijntje. Alleen voor de domineesvrouw en de onderwijzersvrouw werd een uitzondering gemaakt: dat waren dominees mevrouw en meesters juffrouw. Maar dat was alleen in de naam, niet omdat ze belangrijker waren. Reddingboot |
Elk jaar was er een dag waarop de reddingboot oefende. Dat was voor ons een feestdag. De bemanning bestond geheel uit mensen van Gaast: de smid, de schilder, schippers en vissers. Ze kleedden zich dan in dikke zwemvesten, want niemand kon zwemmen. Het was altijd een mooi kijkspel voor de hele bevolking van het dorp. |
Vermaak Een feest was natuurlijk ook de viering van Koninginnedag op 31 augustus (de verjaardag van Wilhelmina). Dan was er een muziekkorps in Gaast en dat vond ik prachtig. Bij een optocht liep ik dan met de muziek mee. Eén keer ging mijn schoen stuk tijdens het feest. Ik naar huis, er werd een stuk touw omheen gebonden en zo kon ik weer verder meelopen. In de winter bij sneeuw gebruikten we de dijk als glijbaan. Onze slee moest tussen twee hekpalen door die bij de ingang van het dorp stonden. Soms raakten we een paal en dat was best pijnlijk. Langs de dijk graasde vee. De auto’s reden tussen de koeien door. Op bepaalde plaatsen stonden hekken die opengedraaid konden worden. Er was een oude man (Willem Plof) die er vaak bij stond om het verkeer door te laten. Een fiets moest 1 cent betalen, auto’s wat meer. Als Willem naar huis ging om te eten vervingen wij hem en zo konden we een paar centen verdienen. Daar kochten we dan snoep voor. Er was in die tijd nooit muziek en er was ook nog geen radio. Wij
speelden zelf wel op de ocarina, een stenen blaasinstrumentje.
Mondharmonica spelen was voor ons te moeilijk. |
|
||
Schoolfoto op het dorpsplein voor de pastorie ± 1920.
Reinder met bord met daarop Gaast, naast hem Douwe en dan |
Later, toen ik in klas 6 zat, mocht ik van de meester (meester
Wiersma) andere kinderen helpen met de sommen. Omdat het de
bedoeling was dat ik na de lagere school naar de ULO in Workum zou
gaan kreeg ik een tijdje bijles van de hoofdmeester. Dat
gebeurde dan na de gewone schooltijd. Daarvan heb ik veel geleerd,
onder meer wat een lijdend voorwerp en een meewerkend voorwerp was.
Op deze foto uit 1927 zit meester Wiersma temidden van een aantal
leerlingen. Juf Bijlsma links achter. |
Wij speelden ook wel met Evert van Kalsbeek. Die kon mondharmonica spelen. Ik niet. Hoeveel moeite ik er ook voor deed. De meester was wel streng maar ook aardig. Als wij soldaatje
speelden brachten wij hem soms een eresaluut bij zijn woning.
Gezin Na het eten lazen we altijd de blaadjes van de scheurkalender. Daarop stond wat er die dag uit de bijbel moest worden gelezen en ook vaak welke psalm er moest worden gezongen. Maar niemand van ons kon toen nog op het huisorgel spelen en dus zongen we à capella met ons vijven (er was toen ook een dienstbode in huis, die Janke heette). Dat ging vaak heel gebrekkig, vooral toen heit en mem allebei ziek in de bedstee lagen. In de tijd daarna heb ik leren orgelspelen en daar had ik veel
plezier aan. Ik speelde vooral liederen van Johannes de Heer. Later
kreeg ik een muziekboek die Sytze niet meer
gebruikte. Wij woonden toen (rond 1920) nog in de timmerzaak buiten het dorp en hadden een dienstbode voor dag en nacht. Ze heette Grethe en kwam uit Duitsland. Ze kon ons daarover veel vertellen. In die tijd kwamen er ook Duitse kinderen naar Gaast omdat er bij hen thuis zo’n armoede was. |
In 1922 verhuisden wij naar het dorp en kort daarna later kwamen ook Sytze en zijn vrouw Trijntje daar wonen. Ze zijn eind 1923 getrouwd en hadden een feest in een café in Tjerkwerd. Daar kregen Reinder en ik voor het eerst in ons leven soep. En dat lustten we niet! Foto op de trouwdag van Sytze en Trijntje. |
Mijn beide pakes heb ik niet gekend. Ze waren al overleden voor
mijn geboorte. Pake Sytze is in Amsterdam geopereerd aan kanker in
zijn gezicht en pake Douwe is overleden aan maagkanker. Kerk Zeilen naar Koudum Het Fries Tot slot Voorjaar 2008, Douwe Algera Naschrift: Douwe is op 31 mei 2008 overleden in Stadskanaal. Hij is daar vele jaren rector van het Ubbo Emmius Lyceum geweest. |
Histoarysk Wurkferbân Wûnseradiel |