De Sneinspetiele de kerken en onderwijs in Gaast Histoarysk Wurkferbân Wûnseradiel

De Sneinspetiele, zondagsblad van het Friesch Dagblad

De Gereformeerde Kerk | Het Onderwijs  |  De Hervormde Kerk

     

De Gereformeerde Kerk



De Doleantie had ook haar medestanders in Gaast en Ferwoude. Aanvankelijk kerkten zij, die met de beweging van 1886 sympathiseerden, wel te Makkum of te Piaam (in deze laatste plaats was eerder een Dolerende kerk dan te Gaast), maar in 1889 kwam het tot kerkstichting te Gaast zelf.

De 26ste februari vergaderden de stemgerechtigde manslidmaten onder leiding van Ds. R.K. Brouwer te Makkum. Besloten werd tot instituering over te gaan. Ouderlingen en diakenen werden gekozen, n.l. L. Cramer, K. Reinsma, G.T. Miedema en K. Heins.


De 12de mei 1889 werden zij in het ambt bevestigd en de 17de mei had de eerste kerkeraadsvergadering plaats. Deze datum wordt dan ook in het Handboekje der Gereformeerde Kerken als stichtingsdatum van de gemeente aangegeven. Consulent werd Ds. H.R. Nieborg van Exmorra-Allingawier, waar de 6de augustus 1888 ook een gemeente was opgericht. De samenkomsten werden in het gebouw van de in 1888 opgeheven openbare school gehouden, in de notulen de ''schoolkamer'' genoemd. Deze school is omstreeks 1891 verbouwd tot een echt kerkje, dat heden ten dage nog in gebruik is. Het ziet er van binnen en van buiten keurig uit en de vrouwenverenigingen van Ferwoude en Gaast hebben getoond, dat een consistoriekamer niet altijd een sombere spelonk behoeft te zijn.

Als personen, die veel voor het Gereformeerd kerkelijk leven hebben betekend, werden mij genoemd de heren Joh. Bijlsma en Jacob de Boer.

De gemeente was (en is) niet groot en daarom werd voor de Dienst des Woords een combinatie aangegaan met de gemeente van Piaam-Idsegahuizum. In 1891 deed Ds. H. van Dijk zijn intree als eerste herder voor de beide kerken. Hij bleef tot 1913. Zijn opvolger was Ds. R. Haitsma (1916-1921). Na zijn vertrek meende de kerk van Gaast en Ferwoude het wel zonder Piaam te kunnen stellen en Ds. H. Boswijk diende de niet met Piaam gecombineerde kerk van 1922-1925. Aanvankelijk ''stond'' ook Ds. H.J. Hoek alleen te Gaast-Ferwoude, maar twee jaar na zijn komst (1926) werden de banden met Piaam-Idsegahuizum weer aangeknoopt en de combinatie is gebleven tot de huidige dag.

Ds. Hoek heeft tot 1948 'in de uithoek van de grietenij' gewerkt, in welk jaar hij naar Oss vertrok. Het volgende jaar kwam Ds. Mar. P. van Dijk uit Zeeland zijn werk in de vier dorpen overnemen en hij zetelt nog in Gaast. De gemeente Gaast-Ferwoude telt 258 zielen, die van Piaam 161. Er wordt door Ds. Van Dijk elke zondag een preek te Piaam en een te Gaast gehouden. De andere dienst is in elk der beide dorpen een leesdienst.

Uit: De Sneinspetiele, zondagsblad van het Friesch Dagblad, zaterdag 17 dec. 1955.

Onderwijs

Gaast en Ferwoude hebben elk een Christelijke school. Beide zijn het kerkelijke scholen. D.w.z. het bestuur wordt gevoerd door de kerkvoogdij van de Ned. Herv. Kerk (Gaast en Ferwoude hebben ieder een kerkvoogdij).
Deze toestand is uit de geschiedenis te verklaren. Bij Oosthem, Abbega, Schraard en andere plaatsen kwamen soortgelijke ontwikkelingen voor, zoals in reeds verschenen artikelen is vermeld.
In de 17de eeuw was in Gaast al een school, die aan de kerk behoorde. De schoolmeester vervulde allerlei bijbaantjes. Of moet ik misschien zeggen, dat het schoolmeestersambt een bijbaan was? Uit de kerkvoogdijboeken die na 1644 compleet zijn, vindt men allerlei interessante gegevens over de ''schooldienaren''. Vetpot was het niet. Meester Fecke Aedes, die 5 dec. 1780 in functie trad, kreeg f 26,- in een heel jaar, een salaris dat in 1782 met een hele gulden werd verhoogd!!
Zijn opvolger was schoolmeester-verver en besloot in 1789 de plak neer te leggen en alleen de schilderskwast te gebruiken. Dat leverde blijkbaar meer op. In 1817 steeg het inkomen tot ongeveer f 250,- per jaar (1). Op dat salaris heeft lang Willem Jans Hengst de jeugd van Gaast onderwezen. Het aantal leerlingen varieerde tussen de 17 en 40 gedurende zijn regime dat van 1809-1851 duurde. Hij kreeg in 1833 ook gedaan, dat de oude school, die van 1717 dateerde, werd ''gemoderniseerd''.
Meester Hengst werd opgevolgd door Harmen Reinders van der Meulen. Tijdens hem werd de school weer kerkelijk, zoals zij in de 18de en 17de eeuw ook was geweest.

De schoolkwestie te Gaast

De school en het meestershuis behoorden hier evenals in zovele Friese dorpen aan de kerkvoogdij. Het onderwijs was echter in de 19de eeuw zaak van de burgerlijke gemeente geworden. Vooral na de invoering van de wet van 1857 was er geen sprake meer van de invloed van de kerk, florenen of dorpsingezetenen. In de meeste gevallen huurde de gemeente dan de gebouwen van de kerkvoogdij. Het onderwijs werd strikt neutraal.
Met dit onderwijs gingen velen in Gaast en Ferwoude niet accoord. Het Réveil kreeg ook hier invloed en wij weten, dat één van de belangrijkste oogmerken van deze beweging was: een Christelijke school.
Dr. Wumkes noemt in de omgeving van Gaast en Ferwoude als twee krachtige voorstanders van de gemeentelijke opwekking: Tjeerd Sjoerds Ybema en Sjoerd Tjeerds Ybema, beiden te Ferwoude. Verder vermeldt hij ook de schoolmeester van Gaast, Cool. Dit laatste kan niet juist zijn, want er is geen schoolmeester van die naam in Gaast geweest. Wel woonde er een dijkopzichter Cool in Gaast, die behalve om zijn optreden op de vergaderingen van de "Vrienden der Waarheid" bekend was om zijn gulheid ten opzichte van de kinderen, vooral op nieuwjaarsdag!
Deze mannen behoorden tot de kring van Age Wiegers Schoonhoven te Workum.
In het begin van 1869 besloot de kerkvoogdij van Gaast aan de gemeente de huur op te zeggen van school en meesterswoning. De school zou weer een Christelijke school worden. Het Hoofd, de heer v.d. Meulen, ging mee. De 29ste februari hield hij voor het laatst school als openbaar onderwijzer, de 1ste maart aanvaarde hij zijn functie als hoofd van de Christelijke school. De kinderen gingen ook zonder uitzondering mee.

In de grondwet stond nu eenmaal een bepaling, dat overal voldoende openbaar lager onderwijs moest worden gegeven en de liberale machthebbers vatten dit op als: in elk dorp een O.L.S., leerlingen of geen leerlingen. B. en W. van Wonseradeel vonden het echter toch wel wat gortig om in Gaast een nieuwe Openbare school te bouwen. Het zou wellicht een kooi zonder vogels worden. De Raad dacht er echter anders over en besloot dat er in Gaast een nieuwe school zou worden gebouwd. De lasten werden dan over de dorpelingen omgeslagen

De school werd gebouwd en 1 juli 1872 geopend. Meester Heinze Tymens van Warners kreeg echter geen enkele leerling. Zelfs het uitdelen van platen en het uitnodigen van de kinderen om de nieuwe school eens te bekijken, baten niet. Dit was wat al te gek en daarom wist het gemeentebestuur toen er na maanden nog geen leerlingen kwamen opdagen, er een paar uit een ander dorp heen te sturen. In 1884 werd meester Tymens overgeplaatst naar Arum en zijn opvolger B. Smits moest toen nog eens proberen om er wat van te maken. Hij had zelf vier schoolgaande kinderen. Dat was althans een begin. Toen hij in 1888 naar Dedgum ging, gaf de gemeenteraad eindelijk toe. De Openbare school werd 26 juli 1888 opgeheven en het gebouw werd ingericht tot …. Gereformeerde Kerk!

 

 

In 1891 werd er nog een poging gedaan, om de Openbare school te heropenen, maar de Raad was door ervaring wijzer geworden. Het Openbaar onderwijs moest in Wonseradeel bijna overal het veld ruimen voor het Bijzonder. In 1866 waren er 21 Openbare scholen en 1 Christelijke (Makkum, 1863), nu zijn er 6 Openbare lagere scholen en 17 Bijzondere lagere scholen in deze gemeente. In 1897 was de verhouding 14 O.L.S. en 15 B.L.S.

De heer H. van der Meulen, die in 1869, nadat hij 17 jaar Hoofd van de Openbare school was geweest. De leiding kreeg van de Christelijke school, bleef tot 1875. Hij werd opgevolgd door de heer P.B. Orneé (later in Oosterend). Hij was van 1875-1880 te Gaast. Als zijn opvolgers werden mij opgegeven: S. Hempenius, A. Koebrugge (1885-1906), C. Tolsma, Joh. Martens. Die eerst ook bij het Openbaar onderwijs werkzaam was, J. Wiersma, A. Ozinga, W. Bakker, H. de Groot en H. v.d. Veen. In dat jaar is het tegenwoordige Hoofd, de heer R. Houtsma, in Gaast gekomen. Hij viel in zekere zin met zijn neus in de boter, want met zijn 46 leerlingen mocht hij 15 november van de oude school naar een prachtig nieuw gebouw verhuizen. En meester had kort tevoren de mooie nieuwe woning naast de school mogen betrekken.
De school, waarin meester van der Meulen was begonnen, was in 1875 al vervangen door een nieuwe, waaraan het meestershuis was verbonden. Voor die tijd al een hele vooruitgang. De dorpstimmerman Sietse Bouwes Algera bouwde deze school met woning voor f 4400,-. Er was geen inschrijving gehouden. Dat kostte waar tijd en geld en Algera bouwde goed, zo werd geredeneerd door de kerkvoogden.
De eerste steen werd gelegd door de oudste kerkvoogd R.T. van der Meer. Deze gebeurtenis had plaats op 14 april 1875. Deze Reiner Tjalkes van der Meer had ook mee het besluit van 1869 genomen. Zijn medekerkvoogden waren toen: Sjoerd Sjoerds Alkema en Jelle Annes de Vries.
Wie nu de alleroudste school (die van 1717, vernieuwd in 1833, thans woonhuis), die van 1875 en die van 1955 ziet, mag de jeugd van tegenwoordig wel gelukkig prijzen. Hoewel de school kerkelijk is, werd mij van Gereformeerde zijde verteld, dat de verhouding niets te wensen overlaat. De tweede ''leerkracht'' behoort meestal tot de Gereformeerde kerk. 

(1) In 1817 was het inkomen als volgt samengesteld: f. 125,- kwam uit huur kerklanden, f. 95,- uit de dorpskas, f. 9,- van de kerk, f. 21,- schoolpenningen en vrije woning. Totaal f. 250,-.

 

 

Uit: De Sneinspetiele, zondagsblad van het Friesch Dagblad, zaterdag 17 dec. 1955.

 

 

 

 

 

 

 

 

 



In den beginne als school gebouwd

 

De Hervormde kerk

De kerk van Gaast is nog uit de middeleeuwen. Zij is n.l. in de 14de eeuw gebouwd en staat er nòg. Men merkt van die hoge ouderdom echter niet veel, want het gebouw is geheel met kleine steen opmetselt (in 1906). In 1850 was al een nieuw "gewelf'" aangebracht. De oude zerken zijn door een soort granieten vloer geheel bedekt. De drie prachtige kronen, die uit de Broerekerk te Bolsward afkomstig moeten zijn, vormen een sieraad van deze kleine kerk, die er buitengewoon goed onderhouden uitziet. Een paar grote borden met de namen van alle predikanten, die de gemeente van Gaast en Ferwoude hebben gediend, hangen in de kerk.
In beide kerken werd in 1580 de mis afgeschaft, maar in het laatste oorlogsjaar werd deze weer - we zouden haast zeggen als van ouds - zowel te Ferwoude als te Gaast bediend. Er waren hier toen heel wat evacués uit Maasniel in Limburg en zij mochten met hun pastoor in de beide kerkjes hun godsdienstoefeningen houden. In de kerk te Gaast en in het voorportaal van die te Ferwoude is een gedenksteen aangebracht met hetzelfde inschrift:


Dankbare herinnering aan ons verblijf.
Namens de evacués, C. Jansen. Pr., Maasniel .

Wat mij ook opviel was, dat op het kerkhof te Gaast verschillende R.K. zijn begraven. Dit blijkens de zerken. Veel komt dit niet voor, daar de R.K. meestal overledenen op een R.K. kerkhof ter ruste leggen.

De eerste predikanten

In de Roomse tijd hadden Gaast en Ferwoude ieder een pastoor, terwijl in Ferwoude bovendien nog een vicaris en te Gaast nog een prebendaris woonde. De bewoners waren dus allerminst in hun uithoek van geestelijke bijstand verstoken. De schrijver van ''Oudheden en Gestichten" noemt te Ferwoude Marinus als pastoor in 1558 zonder verder enige bijzonderheden te vermelden. Te Gaast werd omstreeks 1480 de mis bediend door een pastoor Sioerd, die met enkele anderen een vrede bewerkte tussen de stad Leeuwarden en Botte thoe Haerwey.
In 1580 werd de Calvinistische eredienst ingevoerd. De altaren en beelden verdwenen en een dominee in mantel en bef stichtte van die tijd af de dorpelingen. Men achtte één dominee voor Gaast en Ferwoude voldoende en deze combinatie is gebleven tot de huidige dag. Zoals ik reeds opmerkte zag ik in de kerk te Gaast twee grote borden aan de kerkmuur met al de namen van de herders en leraars, die gedurende de tijd van meer dan 3 1/2 eeuw het Woord hier hebben bediend.
De eerste twee, Frans Luitjens en Gerhardus Vinhemius, hebben beiden kort na 1580 de gecombineerde gemeenten bediend. Hun diensttijd is niet precies meer na te gaan. Op het bord staat niet vermeld Gellius Sixti, die wèl in de lijst van Romijn voorkomt. Er wordt daarbij echter aangetekend, dat hij in 1599 moest verdwijnen op last van de synode. Hij zal wel niet wettig zijn beroepen en daarom hebben de Gaasters dan ook gelijk om hem niet op de erelijst te vermelden.

Een zeemansboek

Wanneer vroeger een schip een lange reis ondernam had het steeds een kleine bibliotheek aan boord. De lijst van boeken was zelfs voor de koopvaarders van de Oost-Indische Compagnie precies omschreven;

Een bijbel, een ''Huysboeck Bullingeri" (sermoenen van Bullinger), een Catechismusverklaring van Ursinus, een Huyspostille (preken) van Bulaeus, een "Lof Jesu Christi'' van Roelof Pietersz., een "Boetveerdicheyt levens" van Taphijn (Taffin), "Veertig taferelen des Doots'' van Goulaart, een ''Practijck der godsalicheyt'' van Bayly en de ''De Groote Christelijcke Zeevaart'' van Ds. Adam Westerman.

De derde dominee van Gaast en Ferwoude, Ds. Adam Westerman, was de schrijver van dit stichtelijke boek voor zeevarenden, dat op vele schepen werd gebruikt bij de diensten. De kapitein of, zo deze aan boord was, de ziekentrooster, las daaruit voor aan de schepelingen bij de dagsluiting (zoals wij zouden zeggen) of bij de zondagsdiensten.
De heer de Jong heeft indertijd in de Bolswarder Courant het een en ander verteld van het boek van Ds. Westerman. Hij achtte vrouwen en … tabak een gevaar voor de zeelui, zoals uit een paar versjes, die de Jong citeert, blijkt;

Raedsel
Daer is een kryt, men ziet het eten noch drincken,
Nochtans kan 't natuer, verstant en memorie krincken,
Veele 't gelt uyt de buydel, de mot uyt de kleeren houwen.
En bedroeven op 't hoogst kinderen en vrouwen.
En in zijn Trouhertige aenspraek aan den Oost-ende West-Indië vaerders; zegt hij:
Wilt ghy verre Reysen varen,
Na Oost of West Indiën land,
Daer de sonne yverich brandt,
Wilt de vreemde vrouwen sparen,
Neemt oock op u drincken acht,
En verschoont u kleedren sacht:
Suyver zyn verlengt u jaren.

Opvolgers

De zeemansdominee heeft maar twee jaar te Gaast gestaan en ik weet niet, of hij hier zijn boek geschreven heeft. Zij opvolger Ds. Aegidius Ebrecht kwam in 1603 en stierf hetzelfde jaar aan de pest. Hij is te Ferwoude begraven. Daaruit zou zijn op te maken, dat aanvankelijk de pastorie te Ferwoude stond. Enkele jaren geleden is zijn grafsteen gevonden met het opschrift:
Hier leyt begraven de eersamen vromen Godsalige Welgeleerde AEgedius Ebrecht, dienaer des H. Eungeliums en is God ontslapen den X Decbr. 16..

De twee laatste cijfers ontbreken. Men heeft er later 1605 van gemaakt, maar volgens Romijn is de dominee in 1603 zoals ik reeds schreef aan de pest overleden. De zerk staat nu in de muur van de kerk.
De eerste predikant, die een behoorlijke tijd te Gaast en Ferwoude stond, was Ds. Paulus Johannes, die in 1607 kwam en in 1632 hier overleed. Zijn opvolger Ds. Petrus Arnoldus Tebbing was weinig gelukkiger dan Ebrecht. Hij kwam in 1633 en overleed reeds in 1634. Zijn zerk is nog te Gaast met die van zijn zoontje van één jaar en zeven maanden.
Rienk Sakes, die zich deftig Renicus Zachaeï noemde, zorgde voor Gaast en Ferwoude van 1635-1652 en zijn opvolger Theod. Paludanus van 1652-1658.

Daarop kwam een dominee, die Gaast en Ferwoude niet tot ere strekte. Het was Ds. Petrus Vomelius, die in 1659 zijn intree preekte. Hij leed echter aan ''de oude ende aenstootelycke sonde van dronckenschap''. Meermalen werd hij geschorst. Dan beloofde hij weer beterschap, maar de drank was een te machtige verzoeker. In 1675 besloot de classes, dat als het weer gebeurde, geen schorsing, maar ontslag zou volgen. Binnen drie maanden was het weer mis en Ds. Vomelius werd ontslagen. Hij ging echter in hoger beroep bij de ''deputaten synodi'', die het vonnis verzachtten: een half jaar schorsing, daarna weer beroepbaar, behalve in Gaast en Ferwoude. Zag Ds. Vomelius weinig kans op een andere plaats? Hij appelleerde althans op de plenaire synode en deze besloot;

''om te vertoonen de uyterste lanckmoedigheit aen een gevallen sondaer, off moghelijck de Heere in 't vervolgh gheliefde te verleenen door Syne Geest beteringe des levens".

Ds. Vomelius vernederde zich voor de Synode en de gemeente, aan beiden vergiffenis vragende en beterschap belovende. Toen werd hij in Gaast en Ferwoude hersteld, maar enkele jaren later moest hij definitief afgezet worden, omdat de gehoopte betering des levens uitbleef.

Zie ook: Het trieste leven van Petrus Vomelius

Zijn opvolger was Dr. Sixtus à Buma die in 1715 naar Ceylon (Sri Lanka) vertrok. In 1717 arriveerde hij op Point de Gale, waar hij tot zijn dood toe heeft gearbeid. Maar hij bleef aan de zeekant!
Na de Doctor kwam Bernardus Gelder, die van 1717-1753 te Gaast stond. In laatstgenoemd jaar kreeg hij emeritaat, maar hij heeft zeker als eens een Lutkewierumer dominee gedacht; "De snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen". Hij bleef tot zijn dood in 1765 te Gaast wonen.
In zijn dagen werd Friesland bedreigd door paalworm. De palen langs de kust werden door dit ''wormgedierte'' aangetast en bij een grote stormvloed dreigde dit een ramp te worden.
Wat zoiets betekende, had Gaast in 1643 al ondervonden, toen de dijk bij de kerk doorbrak. De kisten spoelden van het kerkhof weg en volgens de verhalen werd één der lijken te Sneek geborgen.
Bij een tweede hevige storm hield de dijk het, maar toen strandden er maar even 23 schepen in de nabijheid van Gaast, meest afkomstig van Hindeloopen. Dit was in 1703.
En nu in het begin van de eeuw ook nog die paalworm. Ds. Gelder schreef er acht tijdpreken over onder de ietwat langademige en onduidelijke titel:

"Het gezegende Nederland of een gedeelte van den nood van overstrooming door een zeldzaam wormgeknaauw of de wormplage in 't paalwerk van de zeedijken''.

Ds. Wybe Postma was al even trouw als zijn voorganger. Hij stond van 1759-1799 te Gaast. In dit laatste jaar werd hij emeritus. In 1815 is hij op hoge ouderdom overleden. Dan krijgt Gaast een patriot, Gerhard Heinrich Swarte. Hij was een Oost-Fries en had o.a. te Borkum gestaan. In Deventer was hij na de komst van de Pruisen om zijn ''kezerij'' ontslagen, maar door de komst der Fransen in 1785 kon hij weer ''op de stoel''. Gaast beriep hem in 1803. Hij vertrok al in 1805 naar Vrouwbuurt.
Zij opvolger Joh. Chr. Froeling heeft weer lang Gaast en Ferwoude bediend, n.l. van 1804-1844.
Toen kwam Ds. H.W. Bruins, die het misschien te Gaast te eenzaam vond. Hij verliet althans het dorp en de pastorie op 3 februari 1848 en keerde niet meer naar zijn kudde terug. Deswege werd hij 31 maart van dat jaar ontslagen. Tot welke richting hij behoorde is me niet bekend. Uit Wumkes geschriften zou men de conclusie trekken, dat destijds Gaast en Ferwoude nog ''liberale'' dominee's hadden. Van Ds. C.J.C. Venema (1848-1852) is het me niet bekend, maar als Ds. A. van Griethuizen komt (in 1853), dan heeft het Réveil zeker gewonnen. Deze naam heeft in de provincie een overbekende klank gekregen. Ook van verschillende opvolgers kan dit gezegd worden. De meesten bleven maar kort en het is daarom dat ik niet allen noem. Maar ouderen weten nog wel in deze buurt, hoe hun vaders of grootvaders het hadden over Ds. W. v.d. Bijtel, Ds. H.A. Leenmans, Ds. Gronemeyer en Ds. J. Eringa (een kleinzoon van Jan Piers van Edens).
Ds, Eringa vertrok in 1888 naar Engwierum. In hetzelfde jaar bracht de Doleantie scheiding en het is misschien hierdoor, dat de gemeente zeven jaar vacant was. Ds. Willem Marinus v.d. Schans deed in 1895 zijn intree. Hij overleed in 1908 te Gaast en op het kerkhof wijst een monument zijn laatste rustplaats aan. Na hem dienden nog acht predikanten de gemeente, van wie ik hier alleen Dr. J.T. Ubbing noem, die later professor te Groningen werd.
Sedert 1950 worden de 425 Hervormden te Gaast en Ferwoude verzorgd door Ds. P.E. van Ooyen.
Bijna vier eeuwen is te Gaast en te Ferwoude het Evangelie in reformatorische zin gepredikt en de beide teksten in voorportaal te Gaast, Prediker 4:17 en Openbaringen 3:3 waren en zijn een vermaning voor al wie dit godshuis binnengaat.

Uit: De Sneinspetiele, zondagsblad van het Friesch Dagblad, zaterdag 10 dec. 1955.

 

Vorige pagina