Nieuwe brug over de Dijkvaart bij den dorpe Gaast
1766 |
Om een indruk te krijgen van een brug, 'Het houten bruggetje' van Jacob Maris, 1878 |
De weg langs de dijk is een gedeelte van de doorgaande weg van
Harlingen naar Lemmer. De brug bij Gaast sluit aan op de Buorren. De
Dijkvaart liep toen nog langs de dijk, ook ter hoogte van het
dorp. Via een bocht naar links kon men bij de huidige Boerenstreek
komen, maar deze was maar kort, tot aan de Zandlaan.
|
||||
Deel van de Kadasterkaart van Gaast uit 1832 |
|
||||
|
||||
Art 1. De Aanneemer zal de oude Brug
geheel moeten opneemen en de paalen van binnen en aan de
zijden uitweegen, alles op de minst schadelijke wijze voor de
Contributie, tot wiens voordeel al het oude hout en ijzer zal
blijven, en ordentelijk worden weggelegt.
Art 3. De Aanneemer zal den Brug van binnen en aan de zijden beheijen Paal aan paal, welke paalen eerst aan beide zijden van onder tot boven zoo zullen worden bekapt, dat een vlak hebben van 4 duimen breedte, en zullen de paalen in de grond moeten worden geheit ten minsten 5 Voeten, of meer of min na vereisch van de grond of ’t werk, en zullen de sluitbalken daar op koomende met goede zwal’uwe Steerten wel moeten worden vastgemaakt. Art 4. De Leggers en Sluitbalken zullen worden gemaakt op zoodanig een wijze en zoo meenigvuldig, als ’t Ed. Dijksgeregte, of hun gelastigde nodig zal oordeelen. Art 5. De Zijdden zullen worden verbreed of vermaakt na goedbedunken van ’t Ed. Dijksgeregte, en zullen dezelve wel aan elkander vast worden gemaakt met een of twee intangen onder de grond door, en een goed deksel op de kappen van de paalen worden gelegt. Art 6. Het Deksel zal worden gemaakt van goed zwaar eiken hout, het welke wel en net zal moeten worden bearbeidt, en geslooten, en met klampen na verschil worden beslaagen. Art 7. De oude Leuningen en Bank zullen zoo mogelijk daar weeder op geplaatst worden. Art 8. De Heck bij de Brug zal op aanwijsinge wat moeten worden verplaatst. Art 9. De Brug zal van binnen teegen de paalen aan, en aan de zijden zoo verre en zoo diep aangezet en zoo hoog met een reegel wrakke pannen worden aangezet, en dan wel met modder aangevult, als ’t Ed. Dijkgeregte nodig zal oordeelen. Art 10. Alle materialen tot het maaken van den Brug benodigt zullen door de Contributie worden gelevert en op aanwijsinge door de aanneemers of hunne gelatigde moeten worden gehaaldt, zoo dat alleen arbeidsloon wordt besteedt. Art 11. De Brug zal binnen 5 Weeken à dato deezes moeten gemaakt zijn, op poene van een Ducaton voor ijder dag laater bij den aanneemer te verbeuren. Art 12. De Aannemer zal voor zijn werk een Borge tot genoegen van ’t Ed. Dijkgeregte moeten Stellen, welke gelijk de principaale Aanneemer aan deeze articulen zal verbonden zijn. ~~~~~~~~~~ Op welke voorgeleesene Articulen het Edele Dijcksgeregte van
Wonseradeels Zuider Zeedijk de Besteedinge heeft gedaan in manieren
als volgt Aldus gedaan en gebesoigneert
|
||
Dr. Daniël Tieboel was gemeentesecretaris van Workum. Hij woonde naast het stadhuis. De fraaie voorgevel die Tieboel heeft laten bouwen getuigt van grote liefde voor de bouwkunst. Vele andere verfraaiingen aan het stadhuis zijn mede onder zijn invloed tot stand gekomen. Ook heeft hij de Workumer archieven toegankelijker gemaakt voor onderzoekers door er registers van te maken. Borg Fekke Fekkes, zoon van Fecke Feckes en Geertje Ages, is gedoopt te Ferwoude op 17 november 1715 en aldaar overleden in 1773 of 1774. In een register van 1749 wordt hij omschreven als een “Welgesteld borger te Gaast”. Hij trouwde omtrent 1737 met Rink Peters. Tevens komen we Fekke Fekkes tegen bij het beheer van de Gemeenschappelijke Weide in het Hoogland bij Gaast. Met de Edele Dijcksgeregte wordt bedoeld: Wilco thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg was
de toenmalige Dijkgraaf. |
||
Het Leven en werk van deze Dijkgraaf: Schwartzenberg werd in 1738 geboren als zoon van de grietman van Dantumadeel en gedeputeerde van Friesland Michael Onuphirus thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg en van Margaritha Maria van Gendt. In 1758 werd hij benoemd tot grietman, ontvanger-generaal en dijkgraaf van Wonseradeel. Hij was evenals zijn vader gedeputeerde van Friesland. Deze functie vervulde hij van 1764 tot 1779 en van 1779 tot 1788. In 1767 werd onder zijn leiding de kerk van Ferwoude opnieuw gebouwd. Hij woonde op de Wibrandstate in Hichtum, die hij van zijn tante Juliana Agatha barones thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg had geërfd. In 1783 werd hij aangesteld als meesterknaap in het jachtgerecht van Friesland. Hij was één van de invloedrijkste grietmannen van Friesland. Hij overleed ongehuwd in mei 1788 net voor zijn vijftigste levensjaar. |
De kerk in Ferwoude met fronton |
De geldbedragen werden in de 18e eeuw anders aangegeven dan tegenwoordig. Men had nog niet het decimale stelsel en de munten en schrijfwijze verschilden nogal. De geldboete (poene) voor de te late oplevering was een Dukaton, een zilvermunt, die het equivalent was van de gouden dukaat. De munt werd in 1618 ingevoerd in de Spaanse Nederlanden en had een waarde van 63 stuivers. De eerste exemplaren droegen aan de voorzijde bustes van Albert en Isabella en aan de keerzijde het overgenomen wapenschild van Leuven. Ze woog ongeveer 32,48 gram en zou daarmee de zwaarste zilvermunt van de Nederlanden ooit zijn. Guldens : Stuivers : Duiten
|
||
GULDEN STUIVER DUIT |
Een aantal munten uit de 18e eeuw |
||
|
Dijkplicht en waterschappen aan Frieslands
westkust. In 1533 voerde de stadhouder van Karel V in Friesland
een grondige reorganisatie voor het beheren van het waterschap. Men
noemde dit het Groot Arbitrament. De volgende bronnen zijn geraadpleegd: |
||
Histoarysk Wurkferbân Wûnseradiel |