WON 25-------- VISSERSBOTEN GAAST EN MAKKUM-------WON 75 |
Hieronder gegevens over beide WON boten uit het Visserijregister. Open roeiboot, 1911, WON 25 Open zeil- of roeiboot ”Vier Gebroeders” , 1922, WON 25
Platbodem (botter) met motor, 1911, HK 48, WON 25, LE 47
en WON 60 Open zeil- of roeiboot, hout, bouwjaar 1934, WON
25. |
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o- Motorschouw, hout, bouwjaar 1935, zowel WON 25 als WON
75 |
Marten van Kalsbeek, vader van Pier van Kalsbeek en oom van Bauke van Kalsbeek. |
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o- Motorschouw, staal, bouwjaar 1949, WON 75
|
De motorschouw ligt in de dijksvaart bij het eendenhok met
op de achtergrond het dorp Gaast. |
-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o- Motorboot, staal, bouwjaar 1970, WON 75
|
De laatste stalen vissersboot van Pier van
Kalsbeek. |
|
Vishandelaar Henk Wormsbecher uit Hoorn
Henk haalde met zijn auto de vis (paling en bot) op die levend werd gehouden in karen. Karen is een ander woord voor bun. In zijn auto was dan ook een met water gevuld compartiment. De vis werd in een metalen kuip op de bascule gezet en gewogen, daarna ging de vis de auto in. | ||
Snoekbaarsvisserij Na de afsluiting van de Zuiderzee was het voor de vissers
noodzaak om een andere vissoort te vinden die voldoende opleverde.
De snoekbaars is een goed alternatief en de vissers zijn dan ook dik
tevreden met de vangst. Men vist met netten die op de botnetten
lijken, ‘staand wand’. Gesleept zijn ze dus niet. Maar om de vis
los van het net te krijgen kost veel moeite. Het is een
scherpe vis met stekelige vinnen en die zitten verward in de mazen.
Soms heb je twee man nodig om er één uit te krijgen. Maar bij een
goede vangst heb je dat er wel voor over. |
Bauke G.van Kalsbeek Een interview uit 1974 in de Leeuwarder Courant van de 67 jarige
Bauke van Kalsbeek levert informatie op over de
visserij. Bauke van Kalsbeek werd in 1907 in Gaast
geboren. Zijn vader Gatze leefde van wat de natuur hem
opbracht zoals vis, gevogelte en riet. Na een schooldag was Bauke
dan ook regelmatig in de velden of op de zoute water van de
Zuiderzee te vinden. Zelf gevangen vis leverde soms wat geld
op. In 1928 was als gevolg van het steeds zoeter worden van de
Zuiderzee er geen droog brood meer te verdienen. Vader en zoon
kwamen terecht bij de Zuiderzeewerken tot dat het laatste gat
in 1932 werd gedicht. Daar had Bauke wel goed verdiend en hij
wilde weer vissen na de afsluiting. | ||
De vader van Bauke was jarenlang schipper op de reddingsvlet van Gaast geweest en hijzelf had als vaste roeier deel uitgemaakt van de bemanning. Na de reddingsvlet en de afsluiting van de Zuiderzee kwam het regelmatig voor dat er jachten op de ondiepten voor het dorp vastliepen. Bij werkelijk gevaar hielpen de Gaasters zonder er iets voor te vragen. Maar bij gevraagde hulp vroegen we toch een bijdrage en men was niet altijd zo goedgevig voor de geboden hulp en vaak daarom werd vaak de reddingsboot van Hindeloopen ingeschakeld. Twintig jaar lang heeft hij van de jacht kunnen leven. In de winter was hij dan ook regelmatig op zoek naar geschikte prooi. Nu jaagt hij alleen maar voor zijn plezier, maar van gastjagers hield hij niet. De het wild is afgenomen wijt hij aan de knobbelzwanen die in grote aantallen het groen uit het IJsselmeer opvreten. Hij is dan ook regelmatig in gesprek met de natuurbeschermers maar eens worden ze het niet. Hij zegt dan ook: “Ik bin op bleate poaten yn it wetter begûn mei myn heit. Letter wie ik allinne en ha genôch tiid hawn om oer de dingen nei te tinken. Ik bin grut brocht mei fûgels en fisk, tusken it reid en mei de lizen en dêrom kin ik my soms ergerje oan de natuerbeskermers. Sy komme net fierder as de seedyk en dan wolle se my fertelle hoe ‘t moat.” Tot aan het eind van zijn leven ging hij uit jagen, maar het schot werd steeds onzekerder. De ogen zagen niet alles meer en de snelheid zal ook wel een rol gespeeld hebben. |
Schip, de grote “Granta” vast voor de kust van Gaast en Workum Het schip, een Britse kolenboot, verliet op een dinsdagmorgen om
negen uur de haven van Harlingen en dacht om ongeveer vijf uur in
de haven van Lemmer te zijn. Maar het liep anders want om vijf
uur zat het schip van 4120 ton al enkele uren vast op de zuidpunt
van de Steenplaat, ongeveer zes kilometer uit de kust van
Gaast en Workum. Het was oostenwind en dan is de waterstand lager zodat het schip
nog tussen de bakens vastliep op een zandplaat. Men moest dus
wachten op een harde zuidwestenwind zodat men het schip kon
lostrekken met de sleepboten. Deze kwam pas op de
zaterdagmiddag om één uur en toen enkele uren later een op de
woelige golven dansende WON 75 van 1950 van
vader en zoon Van Kalsbeek uit Gaast ons bij de
“Granta” had gebracht, was er nog geen beweging in het schip te
krijgen. Vader en zoon Van Kalsbeek durfden echter niet
langszij te komen hoe uitnodigend er ook een touwladder
hing. “It is no harren kâns om der ôf te kommen, want der stiet
no wol in foet mear wetter as gewoanwei.” |
Hulp bij de Watersnood in 1953 door vissers In een artikel van HWWûnseradiel voor het dorp Makkum doet men verslag van de reis en hulp door vissers in het rampgebied van Zeeland, Zuid- Holland en West Brabant. Een vissersvloot uit Makkum vertrok op eigen kracht, via het water, om hulp te bieden. Op de foto neemt burgemeester Reitsma |
Maar er waren nog een 6-tal motorschouwen en vletten
achtergebleven, deze waren wel geschikt om in ondiep water te
opereren. Na een telefoontje met de Inspecteur der Visserijen konden
ook deze ingezet worden. De organisatie berustte bij
burgemeester Reitsma en zijn secretaris Oosterhoff, geassisteerd
door de commandant der Rijkspolitie te Makkum. Een zestal
vrachtwagens en trailers zou de vaartuigen naar hun bestemming
brengen. Spontaan werd door de eigenaars het materieel
aangeboden en de boten werden bij Scheepswerf Amels in Makkum
opgeladen. Men vertrok op 4 februari ’s avonds om 20 uur. Ook de
WON 75 van 1950 werd opgeladen en Pier van
Kalsbeek uit Gaast ging mee. Vermeld mag nog worden dat
één van de vervoerders De Vries uit Gaast was. Aangekomen op de
plaats van bestemming bleek dat de Marinecommandanten alles al
geregeld hadden en de boten niet meer nodig waren. Zandzakken
vullen was nog een mogelijkheid, maar wat doe je dan met het vervoer
en de boten? Na rijp beraad werd besloten terug te keren en men kreeg van de plaatselijke burgemeester een vermelding op de papieren: Hartelijk dank voor de prachtige bedoeling. Polder klaar, burgemeester Hellevoetsluis. De terugreis, ingezet op 5 februari, eindigde om 21.30 in Makkum. De vergeefse reis en moeiten heeft het moreel van de bemanningen niet aangetast en een woord van dank is hier wel op zijn plaats. |
| |||
Nadat Gaast, van dorp aan deZuiderzee, een dorp aan het IJsselmeer is geworden, is er meer veranderd dan in een vorige periode met hetzelfde aantal jaren. Voorheen was de visserij een van de belangrijkste middelen van bestaan. Men viste niet alleen op zee maar ook op de nabijgelegen meren, zoals Aaltjemeer, Vallingabuurstermeer, Workumermeer en het Makkumer- en Parregaastermeer. Al deze meren zijn in de 19e eeuw echter drooggelegd. Gaast was ook beroemd om zijn walvisvaarders. Zij gingen het avontuur aan in de Noordelijke zeeën bij Spitsbergen. De gedenksteen met walvis, die was ingemetseld in de woning waar Jochum Smink heeft gewoond, ligt nu in Makkum en een replica is te vinden in het Scheepvaartmuseum te Sneek. Bijgaande foto is gemaakt van de replica. De Gaasters zijn wel bezig geweest de steen weer in Gaast terug te krijgen, maar het is tot nu toe nog niet gelukt. Het huis met de ‘walvissteen’ was een Commandeurswoning. Later was het een bakkerij. De families Heins en Kurpershoek hebben hier als bakker gewoond. |
De Gaasters waren zeevaarders en in de oude kerkboeken staat dan ook vaak achter hun naam geschreven: “Is op zee gebleven”. Als de houten schepen uitvoeren, stonden de vrouwen vaak al lang van te voren uit te zien over de zee nog voor de schepen weer werden terugverwacht. Wat een teleurstelling als man of kind niet terug kwam. |
Kofschip |
Smakschip |
Galjoot |
In het midden van de 18e eeuw bestond de Gaaster vloot uit onder meer een galjoot, twee kofschepen, twee smakschepen en nog een aantal kleinere vissersboten. Er woonden enkele matrozen en eigenaars van kleinere schepen in Gaast. Daarnaast ook de schippers van genoemde grote schepen. Er zijn eeuwenlang visser en zeelui geweest. De meeste vissers waren ook jagers, zie het gedeelte over Bauke van Kalsbeek. |
De laatste beroepsvisser van het dorp was Pier van Kalsbeek, geboren in 1914. In 1979 gestopt met dit beroep, zie bij WON 75, maar het vissen ging nog wel door, zij het met een klein zelfgemaakt houten bootje. In 1995 heeft hij zijn laatste houten bootje gemaakt en is overleden in 1997. In 1961 liep Pier mee met de Makkumer vissers in het defilé langs de jarige koningin Juliana, die op het bordes van paleis Soestdijk stond met haar familie. |
Vistuig bij de stalen boot uit 1970
Zijn dit de volgboten die genoemd worden bij de houten schouw uit 1935. Voor Pier en achter zijn vader Marten van Kalsbeek. In de boten liggen de fuiken. Meestal was het bomen, maar met een gunstige wind ging het eigengemaakte zeil vaak omhoog. |
Het vergane ´haad´ in het IJsselmeer en daarbij de boten van Pier van Kalsbeek. Het riet had deze hoek toen nog niet in beslag genomen. Kleinkinderen van Pier schaatsen bij de stalen boot uit 1970. |
Informatie uit: 1. Een aantal gegevens zijn overgenomen van het Histoarysk Wurkferbân Wûnseradiel voor het dorp Makkum; WON gegevens en de stormramp. 2. Uit het archief van de Leeuwarder Courant: Wormsbecher, 'Granta', Bauke G. van Kalsbeek en de snoekbaarsvisserij. 3. Uit het dorpsboek van Gaast gegevens over de visserij. 4. Eigen foto's, familiefoto´s en foto´s van internet. |