De Wereldreizigers van
1933 |
In 1933, de crisis was op haar hoogtepunt en
geteisterd door de voortdurende werkloosheid, besloten twee Makkumer
jongemannen een voetreis door Europa te maken. Onder het motto: 'Als we
dan toch niets te doen hebben, laten we dan maar iets van de wereld
zien'. Pieter Bruinsma, een 23-jarige smidsknecht werkte tijdelijk op scheepswerf Amels in zijn woonplaats. Vriend Wiebe van der Zee was 22 jaar en was daarvoor drie maanden ingehuurd geweest als machinist op de Zuricher melkfabriek. Met de verkoop van onderstaande kaart probeerden de twee Makkumers de kost te verdienen tijdens hun voettocht |
Kaart no. 1 : Wiebe van der Zee en rechts Pieter Bruinsma. foto: P. Hartog, Witmarsum. Kaart gedrukt in N-Brabant. |
Ze kregen hulp van andere werkloze jongeren. In de
werkplaats van Jaring Zijlstra in de Slotmakersstraat, werd van het
onderstel van een afgedankte autobus een handige tweewieler gemaakt, dat
als slaap- en woonvertrek moest dienen. Binnen werd aan de achterzijde een
aanrecht gemaakt en 's avonds zorgden twee opklapbedden voor slaapplaats.
Aan de voorkant kwam een stang met dwarsstuk zodat met twee man getrokken
kon worden. Schilder Van der Wal beschilderde belangeloos het
voertuig. 'As jim werris jild hewwe, dan betelje jim mar'. In drie
talen: frans, esperanto en nederlands kwam de tekst 'Te voet
door Europa' op het wagentje. Het Esperanto was een vondst van Pieter
Bruinsma, hij had les gehad van de vrouw van de Witmarsumer veearts
Nauta. Pieter maakte zich de internationale taal snel eigen. De lessen waren gratis, maar dan moest hij onderweg wel zo veel mogelijk esperanto spreken. Hij aasde vergeefs op de esperantoster. Zichtbaar op de jas gedragen herkende men hieraan de esperantisten. |
In Leeuwarden werden voor een schappelijke prijs twee Fryske kostuums gekocht bij een kostuumverhuurder. De Witmarsumer fotograaf Pieter Hartog maakte vervolgens een fraaie foto en in Brabant werden daar ansichtkaarten van gedrukt. Door de verkoop van deze kaarten trachtte het tweetal de kost te verdienen. Op 17 oktober 1933 gingen ze van start. Afscheid werd
genomen, "misschien blijven we wel vijf jaar weg" en nooit zouden de
mannen elkaar verlaten. Jetske, Pieter's verkering en latere
vrouw, kon dit toen niet zo waarderen, maar de mannen waren vastberaden.
Lachend werd afscheid genomen. Vooral toen de werkster van mevrouw Van der Broek vroeg, om vooral even langs te gaan bij haar familie in Engeland, als ze toch in de buurt waren. Het plan was om eerst Nederland te doorkruisen te beginnen
met Friesland, en dan in de zomer van het volgend jaar naar het buitenland
te vertrekken. Als er dan tenminste nog geen werk als machinist of
hellingknecht was. Van de gemeente kregen ze een gratis paspoort, geldig
voor geheel Europa.
De voettocht begon in noordelijke richting. De
kaartverkoop verliep zo voorspoedig, dat bij de Grauwe Kat, tussen
Witmarsum en Arum, de kaarten al op waren. Het was dichtbij Witmarsum, de
woonplaats van fotograaf Hartog en die maakte zelf snel een aantal nieuwe
afdrukken van zijn eerder gemaakte foto's. |
|
Kaart no. 2 : v.l.n.r. Wiebe en Pieter. Op de
achtergrond de christelijke lagere school in de Slotmakersstraat te
Makkum. |
De heren hebben het daarna uitstekend naar de zin en zijn
over de inkomsten tevreden. Weliswaar is de ene dag de andere niet maar
over het algemeen hebben ze weinig te klagen. |
|
|
Bij toeval troffen ze een drukker uit Leeuwarden, de heer Italië?, die wilde tegen een schappelijke prijs wel nieuwe kaarten drukken. Zo gebeurde. Een eerste zending kwam spoedig aan. Het bleken zeer fraaie kaarten te zijn, het leken wel foto's, zo mooi waren ze gedrukt zei Pieter. De mannen zagen hier wel handel in en dus werden er 1000 exemplaren besteld. Later werden zelfs nog meer exemplaren bijbesteld. |
Kaart no. 3: Aan de hand van een foto van P. Hartog werd in Leeuwarden deze kaart gedrukt. Bij interview met Pieter Bruinsma in 1994 aan de stichting Ald Makkum geschonken. Onder het achterschrift op deze kaart . |
In december waren ze in Berlikum en haalden ze onder de kop:
"Wereldreizigers" de krant. De journalist schreef bewonderend over het
gezellig ingerichte wagentje van de avonturiers. In Sint Jacobiparochie hadden ze wat trammelant. Dochter en de arbeider gaven hen toestemming om bij de boerderij te overnachten, maar de boer zelf kon 's nachts kennelijk de slaap niet vatten en liep steeds rond het wagentje. "Jo kin rêstich te jild tellen, hear" zei Pieter. Terwijl
Wiebe er glimlachend aan toevoegde " Der sitte wy lang sa bot net mei
tangele, dit is ús hiele hawwen en hâlden, mear ha wy net nedich. Krekt
op'e kop ôf hündert gûne hat it hiele grapke ús kostte." |
Ook in de Friese Wouden verliep de reis niet zonder problemen. Toen ze
bij een boer in het land stonden, vernamen ze dat enkele mannen uit het
nabij gelegen dorp hun komst niet op prijs stelden en hen wel even een
lesje zouden leren. De Makkumers troffen hun voorbereidingen en lieten
duidelijk merken, dat ze klaar voor de strijd waren. Dat gerucht drong
kennelijk door tot het dorp en bleek afdoende, tot een treffen
kwam het niet. In het voorjaar, het was nog lang niet mei, en Wiebe
hoefde nog niet aan het werk, togen ze verder. Er waren tenslotte
nog een aantal kaarten overgebleven. Besloten werd om naar Apeldoorn te trekken, hier woonden de nodige 'Friezen om útens'. Ze zochten daar contact met it Frysk Selskip en werden meteen liefdevol opgenomen op verschillende adressen. Op een dag troffen ze daar Sietse van der Kooij, een Makkumer leeftijdgenoot die met een vrachtwagen van zijn vader op weg was naar Duitsland. ledere week moest Sietse daar een vracht haring afleveren. Afgesproken werd om bij het eerst volgende transport mee te rijden. Gedrieën beleefden zij op de terugweg uit Duitsland nog een angstig avontuur. Plotseling werden de wagen ingehaald en tot stoppen gedwongen door twee duitse politiemannen op motoren. Snel trok Sietse zijn grote koopmansbeurs en haalde er een forse stapel briefjes uit die hij vlug in de jaszak van de naast hem zittende Wiebe moffelde. 'Ik haw fierstefolle sinten by my, dat mei hjir net'. Bij controle bleek hij nog teveel geld te hebben, maar dat werd door de vingers gezien. Wiebe en Pieter werden niet eens gecontroleerd en opgelucht reed het drietal zo snel mogelijk naar Nederland. Breuk
Omdat het tegen mei liep en Wiebe dus weer aan het werk
moest, werd het wagentje in Apeldoorn verkocht. Pieter ging weer naar
Irnsum en ging daar verder met het kuipen. Hij meende dat hij
het nog niet kon maken om zo snel weer in Makkum te verschijnen. In het
weekend fietste hij wel eens naar zijn geboorteplaats om dan onopgemerkt
Jetske te bezoeken maar altijd keerde hij weer naar Irnsum terug.
Kuiper De Jong maakte vooral vaten voor de Boterfabriek in Akkrum. Pieter leerde snel en na verloop van tijd mocht hij zich volleerd kuiper noemen. De crisis sloop echter voort, ook de zuivelfabrieken
kregen hun deel. De vraag naar botervaten liep terug. Goede raad was duur
en met één van Pieters pronkstukken achter op de fiets vertrokken De
Jong en Pieter naar Leeuwarden waar ze bij de Leimpf Fabriek hun
geluk beproefden. Het vaatje viel in de smaak en ze kwamen met een flinke
opdracht terug. Er was voorlopig weer werk.
Drie jaar lang bleef Pieter nog in Irnsum. Maar toen vond
hij het wel welletjes. Zijn Jetske wachtte nog steeds op hem in
Makkum. Pieter en Jetske trouwden in 1937 en Wiebe kreeg een vaste betrekking in Zurich, zodat er een definitief einde kwam aan de "Voettocht door Europa". |
Kornwerderzand; van 1962 tot zijn pensionering in
1975 werkte Pieter Bruinsma op de sluizen. Daar werd deze foto
gemaakt met zijn grote passie, |
Jan Lutgendorff en Otto Gielstra, maart 1994 (eerder gepubliceerd in Aldnijs 4/5) |
Histoarysk Wurkferbân Wûnseradiel |