Diefstal met inklimming en valschen sleutel

Op 9 november 1907 verschijnt het volgende verhaal over Sytze Terpstra in het Nieuwsblad van Friesland (Hepkema’s courant 38). Het verhaal speelt zich af in de boerderij Oude Schoolpad 1 te Wons.

Leeuwarder Rechtbank 6 november

Op een Zondag, toen jong en oud te Wons naar de kerk gingen, bevonden ook S. Terpstra en vrouw zich in dien stoet. De meid was bij hen; maar de knecht Inne bleef thuis. Hij had schuur en erf om er zich vrij te bewegen; maar de toegangen tot de woonvertrekken waren door boer, vrouw en meid afgesloten. Dit blijk van wantrouwen gold Inne niet, ofschoon men vroeger al eens geld had vermist. Inne op zijn beurt wist, dat er verschillende wegen zijn, die naar het doel leiden. In de gang bevond zich een raampje ter hoogte van anderhalven meter boven den grond. Of het mogelijk was, daar door te komen, vroeg de President op de terechtzitting aan de meid. Die wist het niet, want zij had het nooit geprobeerd. Inne beproefde het wel en met behulp van een laddertje ging het gemakkelijk. Eenmaal aan de andere zijde, bevond hij zich spoedig in de opkamer, waar de boerin in een gesloten kast een bankbiljet van fl. 25,- en een „muntje" van fl. 10,- bewaarde. Het geld zat in een beugel, in een lade. De sleutel van de kast lag, volgens Inne, in een kom op de kast. Dit werd door vrouw en meid weersproken, doch Inne hield vol. In elk geval: hij opende de kast met een sleutel, hetzij dan valsch of eigen, en nam het geld weg. Toen de kerkgangers thuis kwamen, bemerkten zij niets. Eerst een paar dagen later, toen de vrouw geld moest gebruiken, kwam zij tot de ontdekking, dat de bankbiljetten verdwenen waren. De verdenking viel op Inne en deze heeft twee dagen later aan den brigadier der marechaussee bekend, welke bekentenis hij heden bevestigde. Een zeer ernstig feit, vond de President. Ja, dat zag Inne nu ook wel in. Een vroeger ten nadeele van 't echtpaar gepleegden diefstal nam hij mede voor zijne rekening. De Subs.-off. zei in zijn requisitoir, dat Inne, die nog maar vijf weken bij Terpstra in dienst was, het daar goed had. Weinig reden tot clementie. Er moest een gevoelige straf worden opgelegd. Eisch: 2 jaar gevang. De toegevoegde Verdediger, mr. C. Beekhuis te Leeuwarden, zag in beklaagdes gulle bekentenis een reden, om alles aan te nemen, wat deze zeide. Er was gebleken, dat er wel eens wat in „het kommetje" lag. Dus had de meid er ook den sleutel, zij het dan ook te goeder trouw, in kunnen laten liggen. Beklaagde had Pleiter verteld, dat hij bij de inklimming door nieuwsgierigheid was gedreven, daar het geheele huis hermetisch voor hem gesloten bleef. Alleen in den stal, bij het vee, mocht hij komen. Alle reden tot clementie, oordeelde de Verdediger.

 

Deze Inne, die voluit Inne de Jong heet, werd op 21 februari 1884 te Workum geboren. Op 1 september 1907 gaat hij bij Sytze Terpstra werken. Hij is dan al eens met justitie in aanraking geweest, want op 9 maart 1889 (Inne is dan 13 jaar) wordt hij veroordeeld wegens mishandeling en krijgt een straf van 3 dagen gevangenis. Zijn beroep is dan werkman te Workum.
Vanwege de diefstal bij Sytze wordt Inne op 6 november 1907 tot één jaar gevangenis veroordeeld wegens “diefstal met inklimming en valschen sleutel”. Hij is dan 23 jaar oud.
Inne is aardig hardleers, want op 10 juni 1914 wordt hij opnieuw wegens diefstal veroordeeld, nu tot 9 maanden gevangenisstraf. Zijn beroep is nu arbeider te Workum. Vijf jaar later is het weer mis: weer wordt hij wegens diefstal veroordeeld, nu tot 4 maanden. Zijn beroep is nog steeds arbeider te Workum.

 

Dit is een bijdrage van Theo Terpstra. (Adres bekend bij de redactie van deze website)