Huurproblemen Oude Schoolpad 1

Vanaf 1875 raakt de Friese landbouw in diepe crisis. Boeren zijn genoodzaakt om hypothecaire leningen af te sluiten om het hoofd boven water te houden. Ook de diaconie van de hervormde gemeente te Leeuwarden verstrekt in 1879 een lening aan een boer in Wons.

Veel boeren lukt het niet om aan de zware renteverplichtingen te voldoen en zijn genoodzaakt hun bezittingen te verkopen. Ook de boer in Wons blijft in gebreke. In 1895 gaat de diaconie over tot executie. Bij de voorlopige verkoop wordt echter veel minder voor de te veilen landen geboden dan het bedrag van de verstrekte lening. De diaconie dreigt veel geld te gaan verliezen en besluit om te proberen dan maar zelf de landen te kopen in de hoop dat deze later weer in waarde zullen stijgen. Dat lukt, en de diaconie koopt alle tien geveilde percelen. In het voorjaar van 1896 koopt de diaconie nog eens 3 percelen, die grenzen aan de eerder gekochte percelen. Zie het plattegrondje hierna. 

Kadastrale kaart 1832. In zwart de door de diaconie gekochte percelen in 1895 en in
rood die gekocht voorjaar 1896. 
Rechtsboven ligt Wons. De boerderij op de
foto rechts (Lessa Zathe) is rond 1897 afgebroken.

 

In het voorjaar van 1897 komen er in Wons weer een groot aantal percelen te koop. De diaconie koopt daarvan opnieuw 10 percelen, inclusief de bijbehorende boerderij. Deze boerderij ligt op Oude Schoolpad 1 te Wons. Zie het plattegrondje hierna.

Kadastrale kaart 1832. In zwart de door de diaconie gekochte percelen voorjaar 1897.
Linksboven ligt Wons. De boerderij Oude Schoolpad 1 is afgebroken, zeer
waarschijnlijk tussen 1890 en 1896, en op perceel C95 is een nieuwe boerderij gebouwd.

De diaconie besluit om het geheel, inmiddels 113 pondemate (ruim 41 hectare) groot, voor een periode van 5 jaar te verhuren aan Sytze Terpstra. Deze termijn wordt een aantal keren zonder problemen met 5 jaar verlengd. In 1916 ontstaan er echter problemen bij de gesprekken over de verlenging met nog eens 5 jaar.

Vanaf mei 1897 huurt Sytze Terpstra de boerderij met de diaconielanden voor een jaarlijkse huursom van fl. 2.400,-. In september 1897 keurt de diaconie goed dat Sytze zijn stalling uitbreidt. Bovendien zijn enige herstelwerkzaamheden nodig. Van de geschatte kosten ad fl. 1.300,- zal Terpstra 6% rente betalen als huurvermeerdering. De rentekosten in verband met de verbouwing voor Terpstra komen uiteindelijk uit op fl. 60,- per jaar.
De bouw en verbouwingen van de boerderij worden aanbesteed. F. Hannema en H. Algera uit Wons krijgen het werk voor fl. 1.481,-, inclusief fl. 75,- voor eventueel meerwerk. De diaconie stelt voor de duur van het werk een opzichter aan voor fl. 15,- per week. Als de verbouwing in november is afgelopen blijkt dat een brug op het terrein onbruikbaar is geworden. De timmerman is bereid deze brug gratis weg te ruimen.

In 1898 bespreekt de diaconie het plaatsen van bliksemafleiders op de plaats te Wons.

In juni 1899 bezoekt een lid van de diaconie de zathe en landen te Wons en treft aldaar alles in bevredigende toestand aan.

In 1901 taxeren twee deskundigen de huurwaarde van de zathe en landen te Wons. Deze wordt door beide heren geschat op fl. 2.500,- per jaar, inclusief de vergoeding voor de bijgebouwde stallen. Sytze Terpstra betaalt op dat moment fl. 2.400,- plus fl. 60,- voor de stalling.
Diakenen vinden de voorgestelde huur en de nieuwe regeling van de rentevergoedingen niet hoog.
Desalniettemin volgen zij het advies der deskundigen en bieden de zathe en landen aan Sytze Terpstra opnieuw voor vijf jaar in huur aan. Terpstra accepteert het nieuwe huurbedrag.

In 1906 worden zathe en landen opnieuw getaxeerd, nu voor fl. 3.100,- per jaar. Terpstra heeft aangegeven dat hij wenst dat er een gierkolk op de boerderij zal worden aangelegd. Die wens zal hij 5 jaar later herhalen. In september 1906 bericht Terpstra dat hij akkoord is met het nieuwe huurbedrag. In datzelfde jaar schiet Terpstra de kosten voor van een timmernota ad fl. 449,88 en een nota van de schilder ad fl. 22,54.

In 1911 bezoekt een aantal diakenen samen met een taxateur de plaats te Wons. De taxateur schat de huurwaarde in op fl. 37,50 per pondemate per jaar onder voorwaarde dat de diaconie er een gierput laat maken.
Over deze huurprijs ontstaat vervolgens discussie binnen de diaconie. Een aantal diakenen vindt dit bedrag te hoog. Anderen zien geen reden om van de conclusie van de taxateur af te wijken. Besloten wordt uiteindelijk om de huurprijs op fl. 37,50 te stellen, met het beding, dat een gierput aangebracht zal worden.
In september stuurt Terpstra een brief aan de diaconie waarin hij meedeelt dat hem de huurprijs van fl. 37,50 veel te hoog is en waarin hij aanbiedt fl. 3.600,- te betalen, dat is fl. 32,- per pondemate per jaar. Opnieuw ontstaat een heftige discussie tussen diakenen. Uiteindelijk besluit men om Terpstra voor te stellen de plaats te huren voor fl. 35,50 per pondemate op oude condities met beding tot het maken van een gierput door de diaconie, en dat anders de plaats publiek verhuurd zal worden.
In een volgende diaconievergadering brengt een diaken naar voren dat Terpstra onmogelijk fl. 35,50 kan betalen. Door hem wordt de plaats uitstekend bewoond. Zo heeft hij 2 stukken land laten draineren. Volgens een taxateur is fl. 31,30 het hoogste wat Terpstra kan betalen; nog een andere taxateur komt op fl. 33,-. Eén van de diakenen merkt op dat Terpstra bij een huur van fl. 28,- per pondemate niets kan overhouden.

Sytze Terpstra is uitgenodigd om zijn voorstel toe te lichten. Op zeker moment wordt hem gevraagd om de vergaderkamer binnen te komen en een overzicht van zijn inkomsten en uitgaven te geven. Als hij de vergaderkamer weer heeft verlaten heeft, blijkt het dat hij in de kamer ernaast heeft zitten wachten. Niemand heeft daarop gelet.

Uiteindelijk besluit men fl. 32,- per pondemate te vragen, met daarin begrepen een op kosten van de diaconie aangebrachte gierput. Terpstra neemt het bod aan.

 

In de periode 1911-1914 laat de diaconie nieuwe stallen aanbrengen. Zij neemt de helft van de kosten voor haar rekening, de andere helft moet Terpstra betalen via een huuropslag van f 1,- per pondemate per jaar.

In september 1915 bezoekt een aantal diakenen de plaats te Wons. Zij vinden alles in goede orde, uitgezonderd enige kleine reparaties die zij zullen laten verrichten. In de vergadering wordt geopperd wordt om de gehele plaats of van deze plaats 23 pondemate slecht land te verkopen.

In november 1915 komt deze zaak opnieuw aan de orde. Aan één van de diakenen wordt opgedragen om een staat op te maken over de inkomsten en uitgaven van de plaats te Wons, en vervolgens te overleggen met de financiële commissie uit de kerkenraad. Uiteindelijk komt hier niets uit.

In augustus 1916 vraagt Sytze Terpstra of hij de plaats te Wons weer voor 5 jaar kan inhuren. Eén van de diakenen meent dat fl. 40,- per pondemate kan worden gevraagd, een andere diaken meent dat de plaats veel meer zal kunnen opbrengen. Besloten wordt dit door deskundigen te laten onderzoeken.

Eind augustus 1916 wordt als nieuw voorstel ingebracht om de zathe en landen te verhuren voor een jaarlijkse huurprijs van fl. 50,- per pondemate, zijnde fl. 5.650,-. Tevens zullen in de kamer van het huis nieuwe lichtramen worden aangebracht. Een brief met dit voorstel gaat naar Sytze Terpstra.

In september 1916 ontvangen de diakenen antwoord: Terpstra accepteert het aanbod niet en stelt voor de plaats publiek te laten verhuren en wel door notaris Andringa. Dit voorstel wordt aangenomen.

LC 21-09-1916

 

In september 1916 vraagt Terpstra toestemming schapen gedurende de winter in het land te laten weiden. Dit wordt toegestaan.

Op 8 oktober 1816 is het resultaat van de publieke verhuring bekend. Er blijken slechts 2 inschrijvingen te zijn, en wel één van fl. 4.275,- gedaan door J. Burggraaf te Witmarsum en één van fl. 4.200,- gedaan door S. Zijlstra te Waaxens. Terpstra heeft aangegeven zijn bod van fl. 40,- per pondemate gestand te willen doen, doch bereid te zijn het eerste jaar een huur van fl. 50,- te betalen. Terpstra’s voorstel wordt aangenomen.

Drie dagen later komt de diaconie weer bijeen. Er zijn nog 2 briefjes binnengekomen, en wel van S.K. de Jong voor fl. 4.500,- en F.R. Jansma te Workum voor fl. 5.100,-. Voorgesteld wordt om iemand te laten informeren naar F.R. Jansma en hem bij gunstige inlichtingen de plaats te verhuren voor 5 jaar voor fl. 5.100,- per jaar.Het besluit van de buitengewone vergadering van 8 oktober wordt met 8 stemmen tegen 4 herroepen. Diakenen besluiten de plaats weer publiek te gaan verhuren.

In de buitengewone diaconievergadering van 15 oktober 1916 blijkt dat de verantwoordelijke diaken,
op aanraden van de notaris, heeft besloten om de vorige inschrijvers te berichten dat zij opnieuw kunnen inschrijven. Dit in plaats van de herverhuring per advertentie. Intussen zal de notaris informeren naar de soliditeit van de inschrijvers.Hier wordt door diverse andere diaken heftig tegen geprotesteerd. Besloten wordt wederom om de plaats te Wons publiek per advertentie in de courant te verhuren.

LC 16-10-1916, 19-10-1916 en 23-10-1916

 

 

Ook de algemene kerkenraad van de hervormde gemeente te Leeuwarden wordt nu in de zaak betrokken. Op 17 oktober 1916 ontvangt deze een briefje van Wiepke Terpstra (zoon van Sytze) waarin deze zich erover beklaagt dat de inschrijving opnieuw is geopend. En dat terwijl hij, weliswaar officieus, had gehoord dat het college van diakenen officieel had besloten hem de plaats weer te verhuren.

De kerkenraad roept vervolgens enige diakenen op om de zaak toe te lichten. Een diaken die tegen de hernieuwde inschrijving was, vertelt dat hij het besluit van de vergadering van 8 oktober aan vele anderen had verteld, en dat hij Terpstra van de vergadering van 11 oktober op de hoogte heeft gebracht en hem heeft aangeraden zijn zaak bij de kerkenraad aanhangig te maken. De voorzitter van de kerkenraad vindt het niet vreemd dat Terpstra van het besluit op de hoogte is gebracht, het was immers een officieel besluit. Meerdere aanwezigen vinden dat de diaconie op zijn minst gesproken de morele plicht had om het eerder genomen besluit uit te voeren.

Eén van de diakenen beweert dat achteraf is gebleken dat Terpstra ernstig misprijzend over de plaats heeft gesproken1, zodat anderen niet durfden inschrijven.
Een andere diaken leest vervolgens een stuk voor uit een brief van notaris van de Burg uit Makkum, die verklaart dat oneerlijkheden bij Terpstra niet zijn te veronderstellen. Ook heeft Terpstra hem geschreven, dat hij zelf wel bij deze vergadering aanwezig had willen zijn.
De eerste diaken vertelt dat er een jonge man bij hem was die vlak naast Terpstra woont en die wel voor fl. 5.300,- voor de gehele plaats wilde inschrijven.
Een andere diaken sprak vandaag iemand die zei ‘dat het op de plaats alles stamboekvee was’.
Twee diakenen opperen dat Terpstra op slinkse wijze te werk zou zijn gegaan. Een andere diaken zegt dat op de vergadering van 8 oktober nog is uitgesproken dat men van dat door Terpstra ernstig misprijzend spreken over de plaats niets gelooft.
De voorzitter van de kerkenraad zou graag willen dat de diakenen een onpartijdige commissie benoemen, die een en ander gaat onderzoeken.
Eén diaken zegt dat als de verdachtmakingen niet zijn vast te stellen, ze beschouwd moeten worden als laster. Er wordt nog een tijdje door gediscussieerd en uiteindelijk besluit de kerkenraad het antwoord van het college van diakenen af te wachten, eer men enig besluit neemt.

In de buitengewone diaconievergadering van 22 oktober 1916 brengt voorzitter van de diakenen het advies van de kerkenraad in bespreking tot het doen onderzoeken van de zaak Terpstra door een commissie, te benoemen door de kerkenraad. Hierover ontspint zich weer een hevige discussie. Een enkele diaken is het eens met het advies van de kerkenraad. De meeste diakenen zijn echter van mening dat de kerkenraad geen recht van ingrijpen heeft in deze zaak en dat die door diakenen zelf wel tot een goed einde zal worden gebracht.
Wel keurt de vergadering de handelwijze in deze zaak af van de twee broeders die na de vergadering van woensdag 11 oktober met Terpstra contact hebben opgenomen.
De adjunct-voorzitter van de diakenen vraagt of het niet wenselijk is de getuigenissen van betrokken personen schriftelijk aan de kerkenraad voor te leggen om op die manier het misprijzen van de plaats door Terpstra aan te tonen. Een diaken maakt daar bezwaar tegen. Hij denkt dat geheimhouding van de namen van betrokken getuigen onvoldoende gewaarborgd kan worden en meent verder dat getuigen hun verklaring niet schriftelijk zullen willen geven.
Uiteindelijk besluit men de kerkenraad te schrijven dat zij geen recht van ingrijpen heeft in deze zaak en dat die door diakenen zelf wel tot een goed einde zal worden gebracht.


1 In de oorspronkelijke tekst staat ‘dat hij de plaats heeft gelaakt’. De betekenis daarvan is niet eenvoudig vast te stellen. Hierna zal ‘laken’ worden vervangen door ‘er ernstig misprijzend over spreken’

Dit artikel is een bijdrage van Theo Terpstra (adres is bekend bij de redactie van HWWûnseradiel)